zaterdag 3 november 2012

Uit de vakantiepost 6 - Zomer 2012






Ontbijt aan zee


We hebben het goed voor elkaar vandaag. Op tijd uit bed, eitjes koken en koffie in de thermosflesjes: we gaan aan het strand ons ontbijt gebruiken.

Keurig volgens plan rijden we het parkeerterreintje bij “ons” strandje op. Er staat een camper waarvan de bewoners op klapstoeltjes aan een klaptafeltje zitten te ontbijten. Nee, dan wij. Niet een miezerig parkeerterreintje maar het hele strand is voor ons! Behalve een paar spelende kinderen van een aanliggende vakantiewoning komen we nog niemand tegen. We zijn de eersten!, jubelen we.

Op onze gebruikelijke stek organiseren we ons kampement. Straks wordt het geheid drukker, dat zul je zien op zaterdag, zegt Arie. Deel uitmaken van de mensenmassa op het strand is zijn schrikbeeld. Nou, voorlopig hoeft hij zich daarover geen zorgen te maken. We installeren ons zoals we dat gewoon zijn. Windschermpalen de grond in slaan, klapstoeltjes klaar voor de zit, parasol  - nee die kan nog even wachten, zo fel is de zon nog niet…..

Eerst gaan we zwemmen. Een beetje bibberig wandelen we naar de zee. Het is wel frisjes. Eenmaal “door” zwemmen we lekker een fiks aantal denkbeeldige baantjes. We voelen ons echte bikkels. De eerste wandelaars zijn inmiddels verschenen – ze wagen zich niet aan zwemmen.

En dan: ons ontbijt. Wat een vondst. Prinsheerlijk nuttigen we onze croissantjes met jam, kopje koffie erbij. Onvergetelijk moment. Na het ontbijt pakken we ieder ons boek. Arie leest “Slopers” en ik “Zondaarskind”. Lekkere titels voor aan het strand. Kijk ons daar nou toch zitten. Hebben we zowaar alweer een onvervalste stranddag.  Wie had dat thuis twee weken geleden durven denken?

Dat het in de loop van de dag steeds harder gaat waaien zal ons de pret niet drukken. We laten de parasol steeds ietsje verder zakken zodat we in de schaduw onze boeken kunnen blijven lezen. Verbranden zullen we niet! Dit is precies de rust zoals we ons die wensen. Alleen het ruisen van de golven en wat gekrijs van de meeuwen. Meer niet.

Later dan we van plan waren vertrekken we campingwaarts. Innig tevreden. De boeken zijn uit. 
Het strand oogt verlaten. Waar al die mensen gebleven zijn? Die hadden niet zo’n onverwoestbaar Zeeuws windscherm en zijn naar huis geblazen. Zeker weten.


vrijdag 2 november 2012

Uit de vakantiepost 5 - zomer 2012

Held

We zijn op het strand. Heerlijk rustig is het hier altijd. Zon, zee, lucht. 
Ik zit lekker met m'n camera te rommelen, plaatje hier, fotootje daar. 
Pieter en zijn vader spelen een potje voetbal op het harde zand. 
Elise leest.

Ineens  - rauwe paniekgeluiden... In zee, vier kinderen – ze schreeuwen!! 
De vloed komt snel over de zandbanken heen en de kinderen kunnen niet terug komen. 
Ik leg mijn camera weg, ga staan. Voel de paniek en weet me machteloos. Help!

Pieteeeer, Piet!!, gil ik, brul ik, m'n stem slaat over.
Pieter hoort me. Hij kijkt mijn kant uit, kijkt naar de zee en begint te rennen. Nog meer mensen rennen.  Chaos. Hier ben ik altijd bang voor. Dat gaat nooit over. De zee is je vriend niet.

Het loopt goed af. Een man of drie zijn er snel bij. 
De kinderen konden ineens niet meer staan. Ze konden ook niet zwemmen. 
Ongedeerd komen ze aan land, begeleid door een vader, zijn t-shirt nog aan, een moeder in haar lange jurk – alles kleddernat en iedereen over de rooie. 
In minder dan geen tijd is alles voorbij. Het strand oogt weer net zo rustig als zeven minuten geleden. 

Ik slik, slik nog eens, veeg een traan weg. Voel m'n knieën knikken. 
Pieter komt op zijn gemakje aangelopen. Maakt het spierballengebaar met zijn rechterarm en zegt met een brede grijns: “Baywatch!” En dan, stomverbaasd: “Sta je nou te huilen?”

Uit de vakantiepost 4 - Zomer 2012


Op het strand: een heus avontuur. 
Er rijdt een trekker de zee in om een speedboot te lossen: te ver! Hij zit meteen vast in het natte zand. De boot drijft voor anker en de trailer wordt er snel afgehaald - maar de trekker zit zo te zien muurvast. Intussen wordt het snel eb. Straks ligt de boot ook nog droog. Arie houdt het gebeuren met zijn verrekijker in de gaten, later pak ik de camera van Jaap-Willem erbij. Hoe vaak zie je een trekker aangespoeld in de vloedlijn? De bestuurder vaart weg met zijn kekke speedboot, komt even later terugzwemmen en begint op zijn knieën de trekker uit te graven. Bekijks heeft hij genoeg, mensen draaien hun hoofd er bijna af om hem bezig te zien. Maar niemand die een vinger uitsteekt. Na zo'n half uurtje graven komt Esther bij me zitten. "Ik vind het maar gek, hoor. Iedereen kijkt maar niemand helpt hem een handje", zeg ik. 
Wij hebben hier een plank (die heeft Jaap gejut om vis op te kunnen bbq-en, zijn nieuwste passie) die hij misschien wel zou kunnen gebruiken. "Zal ik die dan eens gaan brengen?", zegt Es en wandelt met de plank onder haar arm op de trekker af. De barmhartige Samaritaanse. Van een afstandje volg ik wat er gebeurt. Met camera natuurlijk. Esther gaat meegraven. Zo is ze. De man start de trekker met de plank onder een wiel: het rode gevaarte steigert vervaarlijk, de enorme wielen draaien hulpeloos rond in het natte zand. Meer niet. 
Even later voegen Arie en Jaap zich bij het duo. Die gaan niet meegraven maar meedenken. En ik maak er foto's van. Heb je geen touw, vraagt Arie aan de man. Dat heeft hij wel, hij gooit het Arie toe. Deze bindt het touw aan de voorkant van de hopeloos ingegraven trekker. "Je zou de banden een eindje leeg moeten laten lopen", zegt Jaap. Dat doen ze in de woestijn. "Ja, maar ik moet er daarna nog 10 km mee terugrijden", lacht de man spijtig, en hij blijft graven of zijn leven er vanaf hangt.
Arie betrekt onze Franse strandburen bij het avontuur door met opgeheven armen uit te beelden dat hij spierkracht nodig heeft om aan "zijn" touw te trekken. De buurman (die dit natuurlijk ook al een klein uur zit aan te kijken) gebaart dat hij er aan komt. Zijn vrouw en kinderen komen meelopen, hij stuurt er eentje terug om iets te halen: een emmer! Zou dat handig zijn? Arie gaat intussen langs de vloedlijn door met zijn wervingsactie, echter zonder resultaat. Een Engelstalige wandelaar komt er hoofdschuddend bij staan kijken en zegt stellig: "Die krijgt hij er nooit meer uit". En nee, hij gaat niet aan dat touw trekken.
De emmer blijkt een vondst. Daarmee graaft onze pechvogel behendig het water onderuit de enorme wielen, waardoor de trekker droger komt te staan. "Hey Neel, onze parasol waait weg!", wijst Arie en met tegenzin sukkel ik naar onze stek. Wat kan mij die parasol schelen nu die trekker bijna uitgegraven is? Ik klap het fladderende ding snel in en wil me net weer omdraaien als ik de trekker pruttelend aan hoor slaan.  
Aan het gejuich hoor ik dat de reddingsactie geslaagd is. En ik heb het gemist! Mopperend loop ik terug naar het groepje uitgelaten mensen. De trekker wordt door de branding gereden om het zand weg te spoelen en Arie komt breed lachend naar me toegelopen: "Neel, hou je camera in de aanslag want als beloning mogen wij een stukje mee gaan varen!" 
Zo komt het dat ik vastleg hoe Arie, Jaap-Willem en Esther met een vreemde man mee de zee in lopen en in een speedboot klimmen waar wij alleen maar van kunnen dromen. Ik zie de boot snel kleiner worden, een stipje op de de watervlakte waar grote schepen af en aan varen. 
Het duurt best een tijdje voordat ze weer terug zijn. Ik geniet van mijn rust, neem een duik om af te koelen. Wat doe ik nu als ze nooit meer terug komen? Ik weet niet wie die man is, kan mijn eigen familie niet eens bereiken. Het enige wat ik hier heb is een rode trekker en mijn eigen auto. 
Daar zie ik de speedboot weer terug komen scheuren. Lachend komen Arie, Jaap en Esther naar me toegewaad. "Dit was niks voor jou geweest, met al die schokken op die golven. We gingen HARD! En we hebben gevist op makreel!" En iets gevangen, opper ik? Nee, dat dan weer niet. Maar het was wel ontzettend leuk. En dat geloof ik graag.
Lachend en pratend lopen we terug naar ons eigen oranje windscherm. Wie heeft die trekker nu gered? Jaap, die een plank jutte, Nely die de foto's zat te maken en de wandelaars zonder ingrijpen voorbij zag lopen, Esther die de plank ging brengen, Arie die het touw aan de trekker bond, de buurman met zijn emmer?
We zijn het roerend eens: we hebben het samen gedaan!

dec 2010 - Zoek me lens….


Donderdagavond laat. Later dan me lief is, meer dan bedtijd. Ik sta voor de wastafel, klaar voor de finale. Lenzen uit, tanden poetsen, etc. Omdat Arie geen lenzen draagt haalt hij me hier altijd in. Hij ligt al, de bofferd. Ik bekijk in de spiegel mijn afgedraaide snuit, zucht maar eens diep en was mijn handen. Wat ben ik moe.

Lenzendoosje in de aanslag, sopjes erbij, ik buk me voor de eerste lens. Tik, tik, plofje… hoor ik en ik weet meteen dat het mis is. Dit overkwam me een jaar of zeven geleden ook al eens. Ook dat nog. Even hoop ik dat ik me vergis maar mijn speurende blik brengt me bij mijn positieven. Mijn lens is in de afvoer van de wastafel getjopt. Daar ligt hij te glanzen, hopeloos buiten mijn bereik. Actie, en snel!! Eerst die andere lens nog uitdoen en gauw in het doosje, want zo kan ik niet goed kijken. Op mijn bureau weet ik een schroevendraaier te vinden. Te klein, geen beweging in het metalen afvoertje. Ziet er trouwens flink geoxydeerd uit, kan ik ‘m eigenlijk nog wel openkrijgen? Op naar het onderhuis, twee trappen af en weer omhoog voor een groter model schroevendraaier. Ik zie er drie en neem ze zekerheidshalve allemaal mee naar de badkamer.

Van Arie geen spoor, die slaapt vast al. Wat heb ik het warm!! Ik hou mijn adem in en draai aan het schroefje. Geen beweging. Volgende schroevendraaier dan. En ja hoor, er gebeurt iets. Heel voorzichtig, want stel je voor dat mijn beweging het lensje de zwanenhals inmanoeuvreert, draai ik de verbindingsschroef los. Beetje wrikken, beetje draaien nog…. Ik heb ‘m eraf! Daar ligt mijn lens, op het randje van de afvoer. Met mijn pink pluk ik ‘m weer binnen mijn bereik: hebbes!!! De emotie die daarbij hoort kan ik niet beschrijven, de zucht van zoeven is een eitje met de minutenlange serie die ik nu even kwijt moet. Pfoeeeee! Dat scheelde niet veel.

Ik maak mijn klus af, parkeer de vier schroevendraaiers zolang in het raamkozijn en zoek mijn bed op. Arie wordt wakker van mijn gezucht. “ Wat ben je weer laat” moppert hij. Ik zucht nog maar eens en zeg dat hij niet wil weten wat ik zojuist heb meegemaakt. Daar gaat een oog open: “ wat dan?” Dit avontuur is in een zin te vertellen en dat doe ik. “ Wat stom. Dat heb je toch al eens vaker gehad?” is zijn enige commentaar. Alsof ik wekelijks lenzen in de afvoer stop!

Het duurt nog een hele tijd voordat ik de slaap kan vatten. Want al speelde dit hele verhaal zich in de wasbak af op en oppervlak van 3x3 cm, het was - even - ongelooflijk spannend. Voor mij dan.