donderdag 21 maart 2013

Woonwerkverkeerd

Sinds onze verhuizing fiets ik de verkeerde kant op. Zo voelt het tenminste. 
Ik mis iets. Maar wat? 

Zag ik tien jaar lang de zon opgaan boven de polder als ik naar school fietste en ging hij keurig onder als ik bijna thuis was, op mijn nieuwe route klopt er nog niets van. Blijf ik onder de dijk rijden dan gaat het hele ochtendlichtspektakel aan me voorbij, behalve tot nu toe één keer precies bovenop de brug: de Noord was schitterend en rood en oh wat een geluk, mijn camera zat in mijn fietstas. Stoppen, tas open, klik!



Wat een verschil toch met de vroegere ritjes, toen ik op een mooie ochtend een kwartier eerder vertrok om, de ene foto na de andere, toch op tijd op mijn werk te kunnen zijn. Of 's avonds nog even de polder in fietste om van het licht te genieten. 
Vorige week kwam ik de brug afgereden, makkie natuurlijk, en zag ik de rode hemel van de zonsopgang. Au, zei mijn hart en ik had ineens heimwee met het besef dat ik aan de verkeerde kant van de snelweg reed. Onomkeerbaar.

Vandaag ontdekte ik een goedmakertje. De Waterbus.
Elske maakte me er op attent dat er op drie minuten afstand een aanlegsteiger is waarvandaan de Waterbus naar H.I.Ambacht vaart. Dat liet ik me geen twee keer zeggen, ik sprong precies op tijd op de fiets en drie minuten later wist ik dat de Waterbus in de winter andere tijden hanteert dan in de zomer. En het was winter, zaterdagavond half negen. Dat werd trappen, sneeuw natuurlijk, wind tegen, alles er op en er aan, dank je wel Elske. Blij met een dooie Watermus.
Voor vanochtend heb ik de dienstregeling goed bekeken. Ik vertrok stipt op tijd van huis teneinde me in te kunnen schepen en arriveerde weliswaar ietsje te laat bij de steiger maar de Waterbus gelukkig ook. Zeven minuten duurt het vaartochtje en om klokslag acht uur stapte ik de school binnen, precies op tijd voor mijn afspraak. Dit ga ik vaker doen!
Vanmiddag haalde ik hetzelfde geintje uit in omgekeerde richting, zeven minuten fietsen en daar stond ik met mijn fiets aan het water. 

Ik kan er niets aan doen, ik weet niet hoe het komt, ik aarzel om het toe te laten maar daar, en meer nog op de boot, kriebelt nadrukkelijk en onmiskenbaar een vakantiegevoel in mijn binnenste. Mijn haast valt weg, ik geef me gewillig over aan de dienstregeling - want wat kan ik anders? Ik kijk uit over het water. De wind door mijn haren. Even niets. Heerlijk gewoon. 

Daar komt de waterbus aangevaren, het aanleggen is precisiewerk en voordat ik aan boord ben duurt het zeker nog een minuut of twee. Een vriendelijke groet van de-matroos-of-de-conducteur, het handige OV-pasje dat eerst vier euro afschrijft en zeven minuten later besluit  twee euro vijfenzestig terug te storten, de reis gaat beginnen: ik ben er klaar voor. We varen, ondanks de gerieflijke binnenstoelen blijf ik buiten. Het dek staat vol fietsen, de boot wordt goed gebruikt.

Vrij als een vogel. Even. Wind, water, zon. De motor gromt, de boot schiet door het water.
Koud is het, en zie ik daar een bui? Dat wordt weer sneeuw. 
De zon die plotseling door de wolken zakt verrast me. Nog meer vakantie. En geen camera. 
Ik peuter mijn ipad tevoorschijn, ik weet dat het een stom gezicht is maar ik kan niet anders: dit moet ik vastleggen. Om straks thuis dit moment terug te halen. 


Wat tijd betreft win ik niet eens zo heel veel want van de steiger naar huis is nog een klein kwartier trappen. Het enige dat ik er op vooruit ga is de klim tegen de brug over de Noord. Nee, die extra inspanning, daar gaat het niet om. Het is dit moment op het water dat mijn gemis van de seizoenswisselingen in de polder goedmaakt

Ik heb er nu al zin in: 
ditzelfde tochtje bij twintig graden, 
blote benen, 
zonder jas,
een halfuurtje vakantie. 

Niks mis mee!

zondag 17 maart 2013

Fijn in de trein


Daar zit ik weer. Vrijdagmiddag tussen Amsterdam en Zwijndrecht. Mijn vorige trein miste ik, in deze is het weekend zo te zien al begonnen. De stoel die ik weet te bemachtigen zet me klem tussen de buitenlanders. Aangeschoten vermoed ik, ik zie bier en ruik de zoete walm van energiedrank. Om me heen hoor ik Duits, Engels, Italiaans. Dertigers. Met een hoop lol. De kroeg rond sluitingstijd oogt precies zo. 
Daar gaat m’n planning, ik dacht nog een en ander uit te werken maar dat kan ik wel vergeten. Veel te krap hier, mijn ellebogen blijven noodgedwongen binnenboord. Ik ben geen kleintje maar dat ik bijna niet op de stoel naast mijn Italiaanse buurman paste kwam toch echt door hem. Verbijsterd staarde hij me aan maar ik ging niet weg. Met zichtbare tegenzin haalde hij zijn jas weg bij het raam. Zo kreeg hij meer en ik genoeg ruimte.
Mijn Engelse overburen moeten nog een uur, zeggen ze. Mooi is dat. Ik ook. Doppen in mijn oren en proberen dit alles zo relaxed mogelijk te doorstaan: dan noem ik dat mijn portie ontspanning voor vandaag en kan die van mijn lijstje. Buurman gaat zitten bellen, ik versta geen Italiaans maar wel dat hij in de trein zit. Al bellend verheft hij zich van zijn zitplaats, het gezicht raamwaarts. De trein beweegt heen en weer, ik heb bijna een Italiaan op schoot. Het scheelt een haar, hij weet zich staande te houden. Terwijl hij in zijn foontje blijft praten manoeuvreert hij zich naar het gangpad. Nee, eigenlijk zorgen wij, zijn buren, door het op het juiste moment meebewegen van onze benen dat hij daar komt. Ik vang de blik van mijn overbuurman en – contact! Samen lachen verbroedert voor de eeuwigheid, dat wist ik al en het overkomt me weer.

Ik schuif naar het raam, mijn rode koffertje onder mijn benen want als ik niet oplet rijdt hij weg in de bochten. Geen probleem voor u, vraag ik beleefd aan mijn Engelse buurman? O nee, in het geheel niet, lacht hij. Zijn biertje tussen ons in. En als ik meer aanspraak wil, ze zijn met z’n tienen, hij heeft verderop in de trein vrienden die wel hier willen komen zitten om met me te praten. Jajaja, doe ik bijdehand, ik heb ook vrienden verderop in de trein om met jou te praten, hoor. Hij lacht breeduit: en daarom zit je nu hier zeker? En zijn zeskoppige vriendenschaar brult met hem mee van het lachen. De toon is gezet, het wordt hier gezellig. Intussen voer ik via de chat een gesprek met Esther want ik beleef weer te veel voor mezelf alleen. Ze heeft gelijk: ik maak ook altijd wat mee. Ik tik en tik, babbel met Esther, met buurman en buurvrouw. Dat uur komt wel om zo. Ik geniet, het is even of ik de huiskamer weer vol met vrienden van onze kinderen heb. Vertrouwd omgaan met vreemden, hoe omschrijf je zoiets?

Het wordt rustiger in de trein, maar lang duurt dat niet. De lege plek naast me wordt ingenomen door een heer. Later door een dame. Nog later komt mijn jonge overbuurvrouw naast me zitten want dat praat makkelijker. Ze is Duitse, woont in Berlijn. Haar vrienden zijn Duits, Engels, Indiaas, van alles wat. Ze hebben in Amsterdam afgesproken om samen naar een voetbalwedstrijd te gaan. Ze zijn voetbalfans. Echter in Nederland mag je niet iedere wedstrijd bezoeken. De vrienden hadden gedacht in Alkmaar een wedstrijd te gaan zien maar daar zijn alleen leden welkom. Zo werd het Excelsior in Rotterdam en daarheen voert de reis nu. Van voetbal weet ik hoegenaamd niets maar we hebben genoeg gespreksstof. Tot mijn eigen verbijstering hoor ik me in het Engels uit de doeken doen hoe de troonswisseling op 30 april er aan toe zal gaan, hoe populair ons koningshuis is, waar de paleizen staan. Sommige zaken blijk ik dus pas te weten als ik ze nodig heb, ik weet veel meer dan ik dacht. Ook over het Engelse koningshuis met de gepre-pensioneerde kroonprins. “I hope that Andrew wil do the job, i could never obey a king with sticky-out ears”, verzucht buurman. En ik heb er een woord bij geleerd.
Mijn buren spreken allemaal vloeiend Duits. Ik ook. En Frans ook, vraagt buurman? Jazeker, graag zelfs. En Spaans? Helaas, moet ik bekennen, dat beheers ik niet. En daar gaan we, in het Frans. Buurvrouw grijnst: “Kijk uit, zij is een talenmens, maak geen fouten, hoor” en we lachen weer. Het Engelse Frans klopt grammaticaal als een bus, al bekent buurman dat hij het jaren geleden voor het laatst heeft gesproken.
Dit moment vergeet je van je leven niet meer, dat je Frans hebt gesproken in de trein van Amsterdam naar Rotterdam toen je naar Excelsior ging kijken, grinnik ik. “With a dutch lady”, vult buurman me grijnzend aan. O ja, ik ben hier the lady. Zorgen jullie dan wel dat ik jullie vanavond niet op tv zie rellen rond die wedstrijd?, verzoek ik. Nee, ik hoef niet bang te zijn, ze zullen zich gedragen. Als ik wil mag ik mee! Ik zie het helemaal voor me. Maar nee, bedankt.

Wat is het hier gezellig. “You make my day” vertrouw ik mijn nieuwe vrienden toe, want tot nu toe vond ik deze dag nog niet zo geslaagd. Niet het soort gesprek dat ik verwachtte toen ik hier ging zitten. Ik praat uitgebreid met mijn buurvrouw. Wat weet ze veel! Ze werkte in Israël met autistische kinderen, leidde groepen rond in het joods museum in Berlijn, ik voel me klein naast haar. Bizar dat je zo vertrouwd kunt zijn met mensen van wie je zelfs de naam niet weet. In Rotterdam stappen mijn vrienden op. Ik ben verrast, krijg van allemaal een hand. “You made MY day!”, grijnst mijn vriendin en weg is ze. Van achter het raam zie ik hoe de jongelui zich bij hun vrienden voegen. Ze kijken om, zwaaien, bij de trap nog eens. Ik mis ze nu al.

Op Blaak stap ik uit, even later weer in. De Sprinter is mudvol. De grootste verwarring veroorzaakt een groep meiden met een skippybal. Die bal neemt meer ruimte in dan twee volwassenen en na veel gezoek krijgt hij een plek: klem tussen de bagageplank. Een meisje met een dikke buik, een snor en een hoge hoed valt hier het meeste op. Op haar schouder een speelgoedpanter. Groepsactiviteit in de spits, hoe verzinnen ze het...

Aaaah, de schminkdoos komt tevoorschijn, ze waren nog niet klaar. Ik trek mijn iPad: klik!


En ik ben er.