zondag 2 maart 2014

De deugd in het midden

We vliegen. 
Arie zit links van me. Bij het raam, zoals altijd, hij kijkt graag naar buiten en leest de kaart uit wat hij daar ziet. Ik doe hem dat niet na. Rechts van me zit een enorme man. Hij heeft ons nadat wij hier inparkeerden geen blik meer waardig gekeurd.
Heb ik weer, op de heenreis werd de ruimte tot het middenpad gevuld door een gamende Portugees die voortdurend zijn armen in de breedte bewoog. Slechts met bijna onbeschofte gebaren wist ik mijn stukje armleuning op te eisen. Daar begin ik vandaag niet eens aan, de kolossale arm van mijn buurman bevindt zich boven mijn heup. 
Ik leun opzij zover ik kan en hang gezellig op Arie's arm. Die vindt alles best, zolang er buiten iets te zien valt. Daar het tot de grond onbewolkt is lossen wij saampjes het actuele ruimteprobleem op, maar echt prettig vind ik het niet. 
De reisgenote van mijn buurman heeft het slimmer aangepakt, zij zit aan de overkant van het gangpad, af en toe praat ze met hem. Wel de lusten, niet de lasten.

Daar komt onze consumptie. We krijgen een broodje. Buurman ritst het uit de folie en schuift het zonder aarzelen in zijn mond. Ik heb meer tijd nodig om mijn pakje open te maken dan hij om het op te eten. Verbijsterd staren Arie en ik naar de buurbestelling van de drankjes. Twee miniflesjes wijn en een glas tomatensap worden in no time achterovergeslagen. Het ruikt hier intussen naar een de kroeg tegen sluitingstijd, en ik begin de arm van buurman knap zat te worden.

Dan krijgen we koffie. Op het moment dat buurman zijn arm optilt om zijn bekertje aan te pakken zie ik mijn kans: vliegensvlug parkeer ik mijn rechterarm op de stoelleuning. De buurarm blijft verbaasd zweven in de ruimte erboven. Ik geef geen krimp: wat een bizar duel is dit. Buurman kijkt niet op of om, hij kruist zijn enorme armen voor zich. 

Heerlijk. Wat zit ik lekker. 
En ik wil nooit meer in het midden vliegen.