zaterdag 17 mei 2014

Vanmiddag zijn we op vakantie geweest

Zo benoemen Koen en Aart de middag van dit logeerpartijtje. In de aanloop heb ik allerlei plannen bedacht en weer afgekeurd. De middag is te ver heen voor de dierentuin, het speelpark gaat al dicht, de zee is te ver weg…

Ik haal de jongens op. Voordat we in de auto stappen heeft Aart al een kapotte knie, hij struikelt over de stoeprand. Dat begint al lekker.  Zodra we rijden informeer ik luchtigjes: “Wat gaan we doen?” “Bij u thuis spelen!”, is het onmiddellijke tweestemmige antwoord. Waaruit ik concludeer dat de verwachtingen niet echt hoog gespannen zijn. Ik kan alle kanten op.

We beginnen bij het tuincentrum. Ik wil een bloemetje kopen voor (overgroot)oma, morgen gaan we er op bezoek. De broertjes installeren zich in de winkelwagen, ze passen nog steeds naast elkaar in de onderbak: lekker overzichtelijk voor mij want zo weet ik exact waar ze zich bevinden. Koen en Aart kiezen een mooie bloeiende plant voor Oma uit en zelfs die past er ook nog bij in de kar.

Bij de vissenafdeling willen ze er uit. Samen bekijken we op ons gemakje alle aquaria en bewonderen we de visjes. Ik kan daar in mijn eentje al van genieten maar met twee paar kleuterogen naast me waan ik me in een exclusief museum. De jongens raken maar niet uitgepraat over een grote kleurige vissenbak met een écht onderwaterkasteel – wat dat ook zijn moge. Zo nep als het maar kan en zij vinden het prachtig. Voor mij geen vis-aankopen vandaag. Eerst de zomervakantie overleven en dan kijk ik weer verder.

Gaan we nu naar huis?, vraagt Aart, onze kleuter. Dat wil ik wel maar ik heb nog wat boodschapjes te doen en er is thuis geen oppas voor de mannetjes. Ze moeten mee. Ik kleed het volgende doel zo leuk mogelijk in maar het kan Aart niet bekoren. Boodschappen doen is stom.

Wanneer we met de auto naar supermarkt rijden passeren we een aardige waterspeelplaats. Daar wilden de broertjes altijd al eens heen, we zijn er nog nooit geweest. Zal ik….? “Zullen we even naar de waterspeelplaats gaan, dan eten we eerst een ijsje?” Ik voel me een jokkebrok want ik wil gewoon boodschappen doen naast de ijswinkel. Maar de jongens vinden het een geweldig idee en even later lopen we met een ijsje in het parkje. De zon drijft de temperatuur tot dik boven de twintig graden, heerlijk gewoon. We hebben alle tijd. "We kunnen gewoon doen wat we zelf willen, he Oma?", vraagt Koen. Ik knik.
Het speelvlot dat met touwen over het water bewogen wordt is bezet door een tiental grote jongens: daar gaan Koen en Aart zich niet aan wagen. Over de grote stapstenen bereiken ze het eilandje en de houten vlonderbrug. Eigenlijk doen ze niets anders dan een paar keer heen en weer lopen, en ze vinden het prachtig.



Met de belofte van een tweede speeltuintje lok ik ze de loopbrug op, richting supermarkt. Het uitzicht op de waterspeelplaats lijkt wel vakantie, zegt Koen. Ik maak er een foto van en we dalen af naar de volgende speelgelegenheid. Na nog een rondje draaimolen heb ik het voor elkaar: we belanden in de Plus. Het enige voordeel dat de jongens hierin zien is de landelijke spaaractie: koopt oma zoveel spullen dat ze straks met een tas vol actieproductjes naar buiten loopt? Vooruit, dan willen ze wel mee.


De Plus blijkt leuker dan Koen en Aart dachten. Ze ontdekken overal posters van de felbegeerde superhelden, bij de spelcomputer zakken ze samen op het bankje en ik hoor ze niet meer. Als ik klaar voor de kassa ben komen ze met tegenzin achter het schermpje vandaan. Mijn oogst superhelden overtreft de verwachtingen van de jongetjes met glans, en zonder mopperen helpen ze Oma met het duwen van de tegendraadse winkelwagen. 
De parkeergarage is echt een uitkomst, ben je eenmaal op de rolband dan gaat de rest vanzelf. Tot mijn verbazing klimmen Koen en Aart uit zichzelf in de auto en de gordel: ik heb beloofd dat ze een paar actiezakjes mogen openmaken als we gaan rijden. Onder veel oooooh en aaaaah komen de supermannetjes uit de zakjes. “Dit is toch bijna net zo leuk als de dierentuin?”, waag ik op te merken. “Ja hoor, oma!”, roept Koen en ik ben trots dat ik zo’n leuk en afwisselend programma heb bedacht. Intratuin, parkje, Plus – ik moet er zelf om lachen. Ik zit vanmiddag voortdurend op de rand van de slappe lach, het gebabbel en geredeneer is echt vreselijk grappig. Wat een feest!

Nu is het zaak zo snel mogelijk naar huis te rijden, ik heb diepvriesboodschappen en ineens haast. Thuis wacht de broertjes een grote bak met actiezakjes: die mogen ze nu samen gaan uitpakken. Onze buurvrouw spaart mee en heeft de voorraad flink gesponsord. Daar zijn de jongetjes danig van onder de indruk. Ze gaan haar speciaal bedanken. Koen fluistert me eerbiedig in mijn oor: “ Ik vind dat u een héle lieve buurvrouw heeft, Oma” en daar ben ik het van harte mee eens.








De jongetjes stallen hun rijkdom uit op de bank in de tuin. Dan gaan ze in bad, er mogen voor ieder twee superheldjes mee het water in. Oma bakt intussen pannenkoeken en die gaan we vervolgens in de avondzon lekker opeten. De superhelden onder direct handbereik, die van Aart zitten bijna op zijn pannenkoek. Wat een geluk hier op de bank. Als klap op de vuurpijl duikt zowaar Oom Pieter nog op: die lust ook wel een hapje, gezellig!







“Wat hebben jullie allemaal gedaan vanmiddag?”, wil Oom Pieter wel weten.

En daar komt het: 
“Wij zijn vanmiddag op vakantie geweest!”

woensdag 14 mei 2014

Weer of onweer, dat is de kwestie….



De zon schijnt al volop als ik om half zeven wakker word. Wat trek ik aan met dit weer? Ik kies, uit hevige heimwee naar de afgelopen zomerse weken, voor een jurkje met blote benen. En nu opschieten. Naar school! Het waait lekker en ik heb voortdurend mijn linkerhand nodig om mijn jurkje op haar plek te houden en me tegelijkertijd fatsoenlijk per fiets te verplaatsen. De tegenwind blijft niet zonder gevolgen: ik mis de pont. Dat wordt wachten. Op de steiger van de Waterbus vind ik een heerlijk beschut plekje in de zon - ik heb geen haast meer. 

Daar is de Waterbus. De matroos laat de loopplank neer en monstert mijn kleding. Heb je geen kouwe benen?, roept ze, nog voordat ik aan boord ben. Ik verzeker haar dat ik zodra ik kan mijn lange broeken in de kast laat, en nee, ik heb geen koude benen. Wat een weertje, hè? We zijn het roerend eens en vlot varen we samen de Maas over. Ik ben er. Mijn werkdag is begonnen en het spijt me serieus dat ik niet wat langer buiten kan blijven.

Een paar uur later vertrek ik naar de andere vestiging van onze school. Ik gooi mijn ruitjesdoek om mijn schouders en fiets de weg op. Daar zie ik het naderend onheil: het loont beslist de moeite om héél hard te trappen want ik koers op een inktzwarte lucht aan. De eerste spetters vallen al, ik stap af en trek mijn regenponcho uit mijn fietstas, gauw gauw, en trappen weer!

Het bliksemt en de klap volgt vrijwel onmiddellijk: ik weet niet hoe hard ik fietsen moet. Voor onweer heb ik een heilig ontzag sinds de elektrische schok die ik ooit kreeg. Ik trap!! Door het aanzwellende regengordijn zie ik de school dichterbij komen. Bliksem en donder geven me vleugels, ik lokaliseer in gedachten alvast mijn sleutel voor de fietsenstalling, geen tijd te verliezen, hoe kom ik zo snel en zo droog mogelijk binnen? Als ik het terrein op rijd zie ik een deur open staan en ik aarzel geen tel: zonder vaart te minderen rijd ik de schuine opgang op en fiets  regelrecht de school in. 

In de stilte van het atrium sta ik in mijn druipnatte poncho en kijk de vrouw van de catering recht in het gezicht. "Ik geef het eerlijk toe, ik ben bang voor onweer!", grijns ik zo stoer als ik durf en laat de poncho zakken. Buiten gaat het onweer tekeer, het water komt met bakken naar beneden. Een knapperd die me weer naar buiten krijgt. Maar waar laat ik mijn fiets?


Een bangerd ben ik. 
Zeker. 
Maar iemand die het atrium in fietst 
heeft toch wel lef,
dat zal in de hele school niemand ontkennen. 
Zeker in de week van het 
Centraal Schriftelijk Examen. 
Want als ik even later de school in loop roepen 
grootgeletterde posters 
mij toe 
dat het in het atrium 
STIL! 
moet zijn vanwege 
DE EXAMENS!! 


En reken maar dat ik héél stil ben. 

dinsdag 13 mei 2014

Voor Elsa: uit de vakantiepost 2012

Leve de vakantie

De verhuizing is ons niet in onze kouwe kleren gaan zitten. Het inpakken van de Kip kostte ons nog nooit zoveel hoofdbrekens als dit jaar. Zit alles wel in de caravan? En wat er nog niet in zit, waar is dat?
We zoeken een uur naar de loopschoenen. Net op het moment dat de gedachte ons daagt dat ze er zelfstandig vandoor gegaan zijn valt ons oog op een kast die nog niet door ons geopend is. Geen wonder want er staat heel wat voor. Maar geen moeite is inmiddels teveel om die schoenen boven water te krijgen dus hup, aan de kant met die zooi! En ja hoor, daar staan ze, netjes tussen de voetbalschoenen en de schaatsen. Probleem opgelost.

Nadat alle noodzakelijke klussen in huis geklaard zijn en de caravan volgeladen is - de fietsen incluis - bel ik bij onze nieuwe buren aan om ons af te melden. Ik overhandig hen volgens afspraak een briefje met wat telefoonnummers en een mailadres – voor het geval dat….
We hebben reuze aardige buren en we maken even een praatje. Nee, ze willen ons niet ophouden, ze wensen ons een fijne vakantie en ja, ze houden een oogje in het zeil, dat deden ze voor onze voorgangers ook, en nee, we hoeven ons geen zorgen te maken. Met een gerust hart laten we Jorien achter in ons nieuwe huis. Tot ziens! Onze buren blijven staan waar ze stonden, ze verzetten geen stap. Ik begrijp er niets van, totdat buurvrouw met een glimlach vraagt of we het niet erg vinden dat ze blijft kijken om ons uit te zwaaien?

Nou, hoe kun je zo’n hartelijk gebaar nou erg vinden? Arie stapt stoer achter het stuur en rijdt vlotjes achteruit de oprit op. Onder het toeziend oog van Jorien en de buren koppelt hij fluks de Kip aan de Scénic en daar rijden we, uitgezwaaid door onze buurtjes: onze eerste nieuwe vakantie-ervaring zijn we voor ons huis al rijker.

De reis naar Sint Laureins verloopt vlot. Wel hebben we in de haast nergens opgeschreven wat het adres van de beoogde camping is en dat blijkt niet zo handig. Helpdesk Jorien brengt uitkomst per sms. “De Molenweg zoeken en dan de Sint Margrietepolderweg aanhouden”. Hmmm, als dat maar gaat lukken. Arie weet nog van Google Maps dat de camping precies op de grens ligt – maar zonder internet hebben we daar nu niet zoveel aan. Het valt mee, we komen er vlot. Dankzij Jorien! En dankzij Arie natuurlijk met zijn fenomenaal oriëntatievermogen. Ere wie ere toekomt!

Op camping de Soetelaar worden we vriendelijk welkom geheten. De campingbaas komt voor ons van zijn trekker en wil alles van ons weten. Naam, adres, woonplaats. Het “Campingcarnet” dat we hiervoor altijd gebruiken is in de verhuizing onzichtbaar geworden, ontdekken we. Met enig peinzen kunnen we er in ons huis nog een toekomstige vindplaats voor bedenken, maar we zullen het deze vakantie zonder moeten doen! Dapper dreunen we ons nieuwe adres op. Zelfs het telefoonnummer rolt er nu uit alsof we het al jaren hebben.

De boer heeft een verrassing voor ons in petto: we mogen zelf een plaats uitkiezen op het zéér ruime veld, er is echter één “maar”: op iedere plek heeft hij een wit gemarkeerde steen aangebracht en de caravan dient met één wiel op die steen te staan. Zo houdt hij zijn grasmatje heel en heeft hij geen gesjoemel met de ruimte. Monter rijden we met de Kip het veld op. Ik stap uit en wijs Arie de weg, kijk, daar ligt onze steen. In één keer staat het wiel er op. Tevreden kijken we elkaar aan: we zijn een goed team he.

Met het oog op de naderende bui die we nu zelfs al kunnen voelen beginnen we snel aan het afkoppelen. Ik wil de elektriciteitskabel aansluiten en heb als eerste door welke fout we gemaakt hebben, hier heb ik vorig jaar zo om moeten lachen bij onze overburen: we staan achterstevoren, de deur komt in de bosjes uit. Dit hebben we nog nooit meegemaakt.
Hikkend van de lach herstellen we onze misser. Caravan er weer aan, even keren - hopla….!
En daar begint het me toch te gieten, bakken van de hemel! In een sprong zitten we naast elkaar in de auto en kijken elkaar aan, wat nu? Vooruit, jassen aan en gaan, commandeer ik.

En we gaan! Pootjes uitdraaien, elektriciteit aansluiten en zes minuten later zitten we samen IN de caravan aan een lekker glaasje ijsthee. Want ja, het mag dan regenen, het is ook nog 25 graden! Raampjes open, boekje erbij, en genieten van de rust van Camping de Soetelaar in Sint Laureins. Onze caravan staat op Nederlands grondgebied en de WC in België. Waar maak je dat mee? Laat het maar regenen, wij zitten hier prima!

Na het avondeten klaart het op. We kunnen wel een stukje gaan fietsen. Dat stukje wordt een STUK natuurlijk, zo gaat dat bij ons. Het is hier prachtig. Bij het kerkje van Sint Kruis worden we aangesproken in sappig Zeeuws. Of we hier op vakantie zijn? Kennelijk straalt het van ons af? Mooi zo. 
Ik maak een foto van het kerkje in de avondzon en we peddelen weer verder. De hoofdweg is verboden voor fietsers en het fietspad leidt ons eigenlijk de verkeerde kant op. Daar zouden wij geen halszaak van maken ware het niet dat we de bliksem van de volgende bui al voor ons zien. Dat wordt trappen. In ijltempo karren we terug naar de camping, met links van ons een prachtige rode zonsondergang en rechts een loodgrijze lucht met flitsen. Wat een tegenstelling en wat kunnen wij hard fietsen.

Voordat het begint te regenen rijden we de camping weer op. We stallen onze rijwielen droog en nemen nog even een kijkje bij de karpervijver. Dit heeft Arie niet geweten, je kunt hier heerlijk vissen - en de hengels liggen thuis. We weten zelfs waar!

Mooi weer en een prachtige kampeeruitrusting….
…. wat  wil een mens nog meer. Uitgeslapen zitten we aan het ontbijt. Boven verwachting in de ochtendzon, wie had dat gisteravond durven denken?
We bewonderen de rust en de ruimte van camping de Soetelaar. De afstanden zijn hier zo groot dat we zonder verrekijker niet kunnen zien uit welk land (de auto’s van) onze medebewoners komen. Behalve dan onze Engelse buren, want hun deur zit wél goed terwijl de wagen omgekeerd staat. Tweeëneenhalf uur hebben ze nodig om hun caravan-fort te ontmantelen voordat ze vertrekken. We zien het op ons gemak aan en zijn innig gelukkig dat we nog niet weg hoeven. En schenken nog een keer koffie in.

In het sanitairgebouw rol ik van de ene verbazing in de andere. Het is er brandschoon, zo te zien zet de boer dagelijks de hogedrukspuit op de toiletten en de douches. Het ruikt er naar citroenen. Aan de wand prijken parmantig een viertal staken waarop zich reserverollen toiletpapier bevinden. In iedere toiletruimte is een speciale houder met een luchtverfrisser gemonteerd. Hier wordt niet gestonken! De douche zet je in werking met een trekkoord en dan landt er redelijk warm water op je hoofd. Van waterverspilling is geen sprake want je krijgt en lamme arm van het touwtrekken en wilt er vanzelf gauw weer uit.

Niets wordt hier aan het toeval overgelaten.  Het afval wordt gescheiden ingezameld en als ik met een bakje schillen naar het vuilnisvat loop komt de boer me vertellen wat waar in hoort. Wanneer we ’s avonds laat onze afwas willen doen brandt er maar een klein lampje boven het aanrecht. “Kan die andere lamp ook aan?”, vraag ik. “Ja, eh, ja, dat kan aan. Ik zal het gaan aansteken” en de boer spoedt zich weg. Om speciaal voor ons het licht aan te steken - hoe zou hij dat doen, vraag ik me af?

Maar nu is het dag. De zon schijnt. De boer met zijn trekker is hard aan het werk, gedurig rijdt hij het erf op en af. Hij houdt echt alles onder controle: gisteravond is hij ons komen vertellen dat we de fietsen niet naast maar in de schuur moeten zetten. Kennelijk ontgaat hem niet veel. Op één ding na, maar daarover later.

We maken een fietstochtje naar Oostburg en slaan er wat proviand in. Het is heerlijk weer, al komt er af en toe een wolk overdrijven. Aan de kust is de lucht strakblauw, zou die nog hierheen komen? Helaas niet, en daarom besluiten we een paar uur later de blauwe lucht eens op te gaan zoeken. We rijden naar Cadzand Bad. In de avondzon lopen we over het strand, genietend van het uitzicht over de gladde zee. We hebben geen spijt dat we niet zijn gaan zwemmen want wat zijn we heerlijk uitgerust.

Genietend van een ijsje slenteren we terug naar de auto. We doen een bizarre ontdekking: ineens is de zon onder. We ontdekken dat niet de tijd maar Arie’s horloge stil staat.
Lichte ergernis dat ik mijn felbegeerde foto’s van de ondergaande zon gemist heb maakt snel plaats voor laaiend enthousiasme: Arie wijst me op de opkomende volle maan boven de duinen. Wat een prachtgezicht! Het is nog lang niet donker en ook de lichtgevende gele bloemen van de avondbloeiende Teunisbloem laten zich vastleggen: een buitenkansje voor deze hobbyfotograaf. Arie houdt mijn ijsje vast en ik geniet.

Tevreden rijden we tegen half elf in de schemering terug naar de camping. Daar wacht ons weer een verrassing: het hek is op slot. En “P” wijst ons de plaats waar we de auto kunnen stallen en we zoeken in het donker naar de voetgangerstoegang tot de camping. Die is er niet. Het hek is dicht en kan niet open. Er is zelfs een tweede hek, ook dicht. We zien de boer naar zijn huis lopen, hij moet onze auto gehoord hebben -en ons wellicht gezien- maar geeft geen sjoege. Hij ziet dus niet alles.

 “Ik klim er overheen” zegt Arie flink en hij doet het ook. Ik geef hem mijn handtas en mijn fototas in bewaring en laat me zo goed en zo kwaad als het gaat door mijn lief over het hek heen helpen. We zijn er! De boer houdt ons niet tegen. Grinnikend lopen we de stille donkere camping op.

“Heb je de sleutel van de caravan?”, vraag ik. Arie mompelt iets onvriendelijks en klimt gehaast terug over het hek. De sleutel ligt nog in de auto, ik had het kunnen weten. Als een volleerd inbreker verschaft Arie zich even later nogmaals toegang tot de camping en samen bereiken we zonder problemen onze Kip. Waar we ons op dit moment meer “thuis” voelen dan in ons eigen huis…..









maandag 12 mei 2014

even terugkijken #meivakantie

Alle dagen 
schitterend weer
en
dat vonden 
we 
de gewoonste zaak
van 
de wereld...