zaterdag 9 maart 2013

Mond vol tanden

Een week na onze verhuizing liet ik een kies verwijderen. Roemloos einde van een wekenlang proces van pijn en gesleutel aan mijn gebit. Dat is nu een half jaar geleden. Met een gat linksboven kun je prima leven, al sjprak ik sjomsj met een sjlisje en kauwde ik vooral met rechts, het is te doen.
De tandarts en ik voeren een bizarre relatie. Ik vertrouw hem om zijn vakmanschap maar zijn beloften zijn me niet veel waard: daarvoor hebben we samen teveel meegemaakt. Deze geschiedenis begint namelijk in april  met zijn opgewekte uitroep: "Wat een meevaller, ik hoef maar een derde deel van de vulling te vervangen!" - maar daarover ga ik hier niet uitweiden.

De kies ging er dus uit. Ik fietste op een zonnige middag vanaf ons nieuwe adres naar het ziekenhuis. Lekker dichtbij vergeleken met de week ervoor, toen we nog in de polder woonden. De feitelijke ingreep was zo gebeurd, en ik doorstond alle kennismakingsverplichtingen van de dagen die volgden met een blauwe wang. En minstens zo belangrijk, zonder pijn, een enorme opluchting naast de ergernis van een incompleet gebit. 
Mijn tandarts gaf me een half jaar om bij te komen en te sparen, er kon een brug geplaatst worden. Mijn mond was ruim genoeg om in te werken (en dat heb ik geweten) en de kwaliteit van de buurkiezen naar behoren. Kijk, daar had je weer zo'n tandheelkundig gelukje waar ik maar niet blij van kan worden. 
We maakten een vijftal afspraken voor een tijdsbestek van een maand. Minstens wekelijks beklom ik de afgelopen tijd de behandelstoel, die zo gewoon een beetje van mij werd. De kapitaalvernietigende werkzaamheden aan mijn "goede" kiezen teneinde de brug te kunnen installeren verdroeg ik zonder klagen. Verdoven, slijpen, slopen, oplappen, happen, tikken, mond open, nog iets verder, bijt eens even... Het vooruitzicht van een complete bovenrij maakte me dapper.

Vandaag is de finale. Ik stap de wachtkamer binnen en haal mijn portemonnee tevoorschijn. "Ik heb mijn wisselgeld meegenomen", doe ik blijer dan ik me voel. De tandarts lijkt verbaasd, dit gebeurt hier kennelijk niet vaak. Tussen mijn muntgeld heb ik een verrassing voor hem: de kroon die afgelopen donderdag in mijn hapje ontbijtkoek bleef hangen. Netjes schoongepoetst en opgeborgen, "kunt u die weer even voor me inparkeren?" Je eten kauwen met een gat linksboven en eentje rechtsonder is echt bijzonder irritant!
Ik mag gaan zitten, mond open. En niets zeggen, dat vind ik het lastigste van de tandarts. Eerst de brug inbouwen. Zodra die hangt krijg ik een spiegel in mijn hand gedrukt. Het resultaat valt me alles mee, ik zie gewoon mezelf in de stoel liggen. Dan de kroon rechtsonder even fiksen,  en dat blijkt nog een heel gepriegel - maar het lukt.

Binnen het half uur sta ik buiten. Met mijn mond vol tanden. En dat niet alleen. Ik krijg ook het gipsen gietmodel mee naar huis. Een royaal gebaar, want waar maak je dat mee? Je stapt bij je tandarts binnen met een kies en je gaat de deur uit  met een heel gebit in je tas! Ik heb het beleefd.


woensdag 6 maart 2013

Ochtendoma


We zijn met de hele familie op vakantie.

"Oma, de zes zit er al in!" hoor ik Koen fluisteren. Ik graai naar mijn klokje en hij heeft gelijk: 6.03 uur, volgens de afspraak mag hij nu zijn bed uit komen. Ik trek mijn dekbed opzij, kom er maar in dan.
Koen schurkt zich tegen me aan, wat is hij toch lief zo. Genietend laat ik me nog even wegzakken naar een restje slaap. "Opa moet alleen nog even Aart zijn billen af gaan vegen", fluistert Koen. Ik ben meteen klaarwakker. Aart? Is die ook al wakker? Op de wc? 
Ik onderdruk een zucht en werk me mijn bed uit. Opa weet van niets en dat hou ik maar zo. Piep kraak zegt mijn lijf, en ook de trap. Aart zit inderdaad op het toilet boven een geurende warme massa. "Heyyy Oma!" begroet hij me met zijn lage peuterstem. Wat een schat. 
Ik doe wat ik moet doen en stuur Aart alvast naar zijn broer. Als ik even later naar boven loop komt Aart voorzichtig de trap af. De verkeerde weliswaar, want Aart kan het bordje nog niet lezen. Hij stond al bij het bed van zijn ouders, vervolgens bij dat van Oom Pieter. De goochemerds stuurden hem door naar oma. Jaja. 

Samen klauteren we naar boven waar Koen in mijn bed op ons ligt te wachten. Aart klimt verbluffend snel onder mijn dekbed en daar sta ik: ik pas er niet meer bij. "Wat moet ik nou?", vraag ik op mijn oma's.  De jongetjes verblikken of verblozen niet, het past niet, dat zie ik toch? "Ga maar bij Opa", stelt Koen nog voor. Ja, die ziet me aankomen.
Het is te zot, hier sta ik voor dag en dauw in het donker naast mijn eigen bed te gieren van de lach. Maar - wat denken ze wel, dan ken je je oma niet. 
Schuif maar op, ik kom tussenin, commandeer ik en zo gebeurt het.

Tot half zeven hou ik ze nog een soort stil, dan begint het spel van de sterke verhalen. Ik ontdek dat ik die vaardigheid zelfs in een zekere halfslaap beheers want de jongetjes lachen om alles wat ik zeg, vaak weet ik zelf niet wat. Als het maar leuk is, leve de vakantie. 
Om 7 uur stap ik over al mijn pedagogische overtuigingen heen en gaat de tv aan. Terwijl ik me veroorloof nog even door te sluimeren kijken de jongetjes gebiologeerd tv. En als ik even later naar beneden ga blijven ze liever bij opa liggen. 

"We hebben wel honderd filmpjes gezien", zegt Koen later tegen zijn moeder. Dat zal best. Ik heb vrijwillig honderd minuten van mijn nachtrust opgeofferd. Met alle plezier. 
En dat voel ik nog de hele dag.