dinsdag 19 november 2013

Avontuur met de waterbus



Het is kwart over vijf en ik wil graag de waterbus halen. Ik heb namelijk weer iets ontdekt: als ik op het goede moment naar Dordrecht overvaar dan kan ik zo op de boot naar Zwijndrecht stappen. Die brengt me dan naar de aanlegsteiger op vier minuten fietsen van ons huis. Binnen het half uur thuis zonder al te veel inspanning. Gewoon een beetje slim plannen, appeltje eitje.

Tussen de school en de fietsenstalling regent het. Ik vis zuchtend mijn regenponcho uit de fietstas, tijdverlies, ook dat nog! Ik trap en puf - en met succes want ik kan zowat de boot op fietsen. Net op tijd, we varen! Ik hang lekker even tegen een paal en geniet van het uitzicht. De lichtjes van de donkere stad en de passerende schepen doen sprookjesachtig aan. En we zijn er al. Dordrecht!

Met een vriendelijke groet verlaat ik het schip en wandel over de steiger naar de buren: wat heerlijk makkelijk toch dat je hier zo overstapt voor de thuisvaart. Dat kan maar één keer per uur; ben je te laat dan moet je even de stad doorfietsen voor een ander pontje.
Al dat water staat dus een vlot vervoer niet in de weg, ik raak er al aardig bedreven in. Geroutineerd check ik in en installeer me aan de reling. Het dek is leeg,  kennelijk te koud en te nat voor de passagiers, ik ben de enige hier buiten. Wat is er veel te zien. Grote duwboten en -bakken drijven langs, de regenwolken dragen zelfs in het donker nog kleuren van restjes zon en industrie. Mooi zo.

De waterbus maakt zich los van de kant en begint te draaien. 
Het is exact op dit moment dat ik me realiseer: er klopt iets niet. Dit is niet de boot naar Zwijndrecht. Die zie ik nu namelijk voorbij varen – zonder mij. En de andere kant uit.

Mijn eerste gedachte is “als we maar niet naar Sliedrecht gaan..”  want dat is een eind fietsen. De matroos komt me net vragen waar ik heen wil.Voor de zekerheid stel ik mijn zotste vraag van deze dag: “Waar varen we naartoe?” Rotterdam, legt ze geduldig uit. “Dan wil ik er in Ambacht af” doe ik losjes, want daarvandaan is het nog een kwartiertje fietsen en dan ben ik thuis. Niets aan de hand.

Berustend tuur ik naar de verdwijnende stad in de verte. Hier is de skyline van Dortd toch eigenlijk op zijn mooist, denk ik dapper. Wat bof ik toch. 
We leggen aan in Papendrecht, waar ik een minuut of twintig geleden begon te fietsen: was ik hier toen gaan staan wachten dan was ik goedkoper uit geweest. En verkleumd.
Alles ziet er anders uit in het donker. De vaart van de passerende schepen komt onnatuurlijk snel over, de waterspiegel lijkt wel bol te staan, en wat hoog is het water. Ik kom alweer ogen te kort en bedenk spijtig dat ik geen camera bij me heb. Ergens kriebelt weer – eventjes! - het vakantiegevoel.

Speciaal voor mij legt de waterbus bij het Ambachtse Veer aan. Het is inmiddels droog en fris maar door de regenponcho kan ik mijn trui wel in de fietstas laten. Zo heeft ieder nadeel een voordeel. 
Terwijl ik op m’n gemakje naar huis fiets bedenk ik dat mijn drukke werkdag hiermee een avontuurlijk eind heeft gekregen: ik ben via een onverwachte route heel ergens anders aan land gekomen dan ik van plan was - en ik stap zo zonder veel vertraging de keuken in, waar krijg je dat nog voor je OV?

Toen ik jaren geleden voor het eerst met de bus de polder uit reisde stapte ik op de hoek van de straat in en vroeg om een enkeltje Dordrecht. De buschauffeur gaf me lachend de raad om de bus voor hem te nemen anders ging ik naar Utrecht. Wist ik veel dat je ook nog op de nummers moest letten! Zoiets overkwam me dus vanmiddag weer. “Mijn” boot had vertraging dus stapte ik met mijn fiets de verkeerde loopplank op. Zeg maar dag met het handje.


Dat gebeurt me niet nog een keer. Al was het achteraf nog zo’n leuk tochtje, er zijn grenzen.