zaterdag 23 februari 2013

Anna Wijnans honderd jaar


                           



We zijn te gast op de honderdste verjaardag van Anna. 
Voor ons - en meer nog voor onze kinderen - was zij een lieve overbuurvrouw gedurende de acht jaar dat we in Nieuwendijk woonden. Nooit chagrijnig, eindeloos geduldig en gastvrij. En bescheiden, dat vooral. Nooit drong ze zich op of zette zichzelf op de voorgrond. En vanmiddag is Anna het middelpunt van de belangstelling, en hoe! 

Ik leerde haar kennen toen we in 1993 naar Israel gingen, met onze eerste groep. 's Morgens om 6 uur vertrok de bus vanaf het Tavenu, pal naast Anna's woonhuis. Zij hoefde niet ver te lopen. 
De reisleiding gaat als laatste zitten en zo belandde ik in de bus naast Anna. Mevrouw zei ik toen nog en dat is zij tegen mij altijd blijven zeggen, tutoyeren doe je niet bij de dominee en zijn vrouw. Dat ben ik nou eenmaal gewoon, lacht ze er dan bij.
Goed, ik plofte neer naast Anna, bek-af van het geregel en de veel te korte nacht. Alle vier de kinderen veilig op een logeeradres, het huis redelijk achtergelaten en véél te kort geslapen: groepsreizen zijn altijd spannend maar die eerste Nieuwendijkse keer was dat zeker. Zo goed kenden we elkaar nou ook weer niet, en ja, samen uit samen thuis, dus ik hoopte zéér dat we iedereen tevreden terug thuis konden bezorgen.
De bus reed over de Zevenbanseweg en draaide de A27 op. Stilletjes zat ik bij te komen, voelde de grootste stress van het vertrek wegzakken: daar gaan we, op naar Schiphol!
Met een slim lachje keek Anna me aan. "Zo. Ik zit in de bus!" Ik keek haar verbaasd aan, wat bedoelde ze? "Tot het allerlaatste moment ben ik bang geweest dat een van de kinderen me nog zou komen halen, en zou zeggen: Moe!, doe dat nou maar niet!" 
Zo was onze kennismaking - en we gingen nog veel samen beleven. Te voet de Massada op, drijven in de Dode en pootjebaden bij 45 gr in de Rode Zee, Anna ging mee en bleef lachen. Tachtig jaar of niet, ze was er altijd bij en dat kon niet iedereen uit de groep haar nazeggen. Vanwege haar kleine gestalte zorgde ze dat ze vooraan stond bij de uitleg van de gids, en zo belandde ze in menig fotoboek van haar reisgenoten. 
In 1997 was ze weer van de partij tijdens de "verdiepingsreis" naar Israël. Wat heb ik mooi op tijd nieuwe knieën gekregen, lachte ze, ik ben precies weer op de been! Dat ze inmiddels vierentachtig was werd ze gedurende de reis wel gewaar. Het reizen ging niet meer zo soepeltjes als tijdens die eerste keer, de hoge temperatuur hinderde haar, maar dat belette haar niet om met volle teugen te genieten van alle indrukken. Want dat deed ze, en wij met haar. 

Eenmaal thuis bleek die eerste reis de aanloop naar een jarenlange feestelijke traditie voor onze kinderen. Keer op keer  mochten ze pannekoeken (zo heetten die toen nog) komen eten bij Anna. En dat niet alleen, ze mochten ze zelf bakken - volgens authentiek Kijfhoeks recept. Niks pakje Koopmans. En zo bakken ze ze nog, twee generaties verder. Meel, melk, ei - pannekoek! 
Steevast speelde Anna verstoppertje met haar bezoek. Ze werd teruggevonden achter de bank, plat op de grond, of op een krukje achter de gordijnen; soms niet, dat kwam ook voor. 
Op zekere dag zorgde het Mollenkroost voor versgebakken poffertjes ten bate van de Talentenactie: vijf gulden kregen alle kinderen van de kerk mee, ze mochten er mee doen wat ze wilden. De opbrengst was voor Het Goede Doel, ik weet even niet meer hoe dat er uit zag. Zo werd ons huis een poffertjeskraam. In de kamer was de tafel gedenkt voor de clientèle, tegen een klein bedrag kon die van de poffertjes genieten. Wat ik me er vooral herinner is de zoete vette geur die dagenlang bleef hangen. En dat mooie moment, Anna die officieel aanbelde en met haar portemonnee binnenstapte. Zij was het die aan de hele onderneming het cachet van een restaurant wist te geven. Smikkelend en babbelend werkte ze zich door haar poffertjes heen, gadegeslagen door het jeugdige personeel. Onvergetelijk.
In de schuur van Anna stond een tandem. Een laag model, waarop ze ooit met haar man had gefietst. Zodra ze groot genoeg waren mochten de kinderen er een eindje op rijden. 
Daar ging de bel, ik deed open, en keek in de glundere snuiten van twee van mijn kinderen: stoer, op de tandem. Niemand uit de klas kon ze dat nazeggen, even een rondje tandem.  
Onze kinderen werden groter en mevrouw Wijnans leek alsmaar kleiner te worden. " Ik groei onderuit, net als een koeienstaart!", grapte ze daarover. En zelf lachte ze het hardst.

Vandaag, ruim veertien jaar na ons vertrek, is ze jarig en zien we haar daar zitten, een rozet met "100" op haar vestje. Zo op die stoel lijkt ze nog kleiner. Het weerzien is hartelijk als altijd. 
Een grote zaal gevuld met familie en vrienden, Anna lacht en heeft voor iedereen een praatje. Wat zal ze moe zijn vanavond. De ontmoeting met de vele oude bekenden maakt dit feest voor ons tot een onvergetelijke middag. Met een dankbaar hart nemen we afscheid van onze honderdjarige vriendin. Deze dag kan niet meer stuk.











maandag 18 februari 2013

Strafregels verzinnen is zeg maar echt mijn ding




Het overkomt elke leraar. Een leerling vliegt ergens uit de bocht en er moet een maatregel volgen. Wat mij betreft is dat een portie schrijfwerk. 
De leerling en ik spreken concreet over het gepleegde vergrijp, de leerling schrijft vervolgens een fiks aantal keren op wat er gebeurd is en dan: zand er over. Klaar!
In de praktijk blijkt dat een uur voor straf nakomen geen zin heeft wanneer daar geen koppeling naar de probleemsituatie aan vast zit. Een leerling huiswerk laten maken is geen strafwerk, dat doet hij of zij anders thuis toch wel. 
Maar samen met de strafklant de regel nog eens hardop lezen en er al dan niet samen om kunnen lachen - want echt, de meeste leerlingen weten heus wel wat er niet klopte in hun gedrag - dat geeft een dimensie aan de maatregel die nog (jaren-)lang naklinkt. Een lamme hand van het schrijven is niet leuk, als docent kun je daar begrip in tonen. Maar erger dan dat is het niet en het hoeft ook niet weer te gebeuren. Nog nooit heb ik dezelfde leerling twee keer strafregels laten schrijven. En alle keren verbeterde de relatie naderhand. Ik blijf niet boos, we weten het allebei: als het nog eens gebeurt zit je hier weer te schrijven en daar hebben wij allebei geen zin in. Op tijd inbinden en we zijn er uit. 


Wat niet wegneemt dat ik er schik in heb om mooie passende regels te bedenken. Op den duur gaan ze wel wat op elkaar lijken maar een kniesoor die daar op let. We schrijven tenslotte geen boek, we schrijven strafregels. 
Met dank aan Astrid Boon, wiens boek "Straf/Regels Praktijkverhalen uit de school" al een paar keer herdrukt en herzien is. Het lezen én het toepassen waard. 

         


  • Enkele praktijkvoorbeelden:


Het is niet slim van mij om zonder kluissleutel naar school te gaan en daardoor een half uur te laat in de les te verschijnen. Ik weet dat kauwgom op het Zorgplein niet is toegestaan en als ik in korte tijd tweemaal met kauwgom in mijn mond zit maak ik geen goede indruk op de docent. 
Als ik mijn boek niet bij me heb kan ik niet zelfstandig werken en is de kans groot dat ik tijdens de les mijn medeleerlingen van hun werk houd. Daarmee belemmer ik mijn klasgenoten in het leren. Als ik mijn docent voorstel om mijn boeken thuis te gaan halen houd ik me aan de afspraak. Ik bemoei mij op het Zorgplein uitsluitend met mijn eigen zaken en mijn leerproces. Ook let ik er op dat ik in mijn reacties niet brutaal overkom, want dat hoort bij de kwaliteiten waar ik als leerling van Zorg en Welzijn aan werk. Doe ik dit alles niet dan loop ik de kans op dit schrijfwerk, en dat is welbeschouwd zonde van mijn tijd. Beter kan ik mijn tijd besteden aan leuke dingen of aan mijn schoolwerk. 


Wanneer mijn docent aan een medeleerling een opdracht geeft bemoei ik mij daar niet mee, tenzij me dat gevraagd wordt. Wanneer de docent mij daar onverhoopt toch op moet corrigeren pas ik mijn gedrag aan. Wanneer ik ongevraagd commentaar lever op een amicale toon kan dat de indruk geven van respectloos gedrag naar de docent. Als leerling van Zorg en Welzijn leer ik nette omgangsvormen en weet ik dat ik niet altijd kan zeggen wat ik denk. Zo word ik voorbereid op mijn stage en op mijn vervolgopleiding.  In de omgang met mijn vrienden kan ik vrijer zijn. Ik bemoei mij op het Zorgplein uitsluitend met mijn eigen zaken en mijn leerpoces. Ook spreek ik respectvol met de docenten. Doe ik dat niet dan loop ik de kans op dit schrijfwerk, en dat is welbeschouwd zonde van mijn tijd. Beter kan ik mijn tijd besteden aan leuke dingen of aan mijn schoolwerk.

Voortaan zeg ik niet meer tegen de docent "***** *****, waar maak je je druk om, ZEG!" en "Ik doe je wat, hoor, ga vooral zo door", ook niet als ik iets irritant vind, want dat is grof en intimiderend taalgebruik en dat getuigt niet van respect voor mijn docent. Als leerling van Zorg en Welzijn kan ik mij zo niet uitdrukken: het is professioneel om niet altijd te zeggen wat ik denk. Beter is het om voortaan als ik kritiek heb of geïrriteerd ben fatsoenlijk en beschaafd taalgebruik te bezigen. Dan hoef ik ook geen strafregels te schrijven zoals nu want dat is zonde van mijn tijd.


Het is niet slim om zonder boeken in de les te verschijnen en daarvan bij de docent geen melding te maken. Zonder boeken kan ik niet werken en is de kans groot dat ik tijdens de les mijn medeleerlingen van hun werk houd. Daarmee belemmer ik mijn klasgenoten in het leren. Bovendien ben zelf dan niet met iets nuttigs bezig, en dat is tenslotte waarvoor ik op school zit: om te werken aan mijn eigen ontwikkeling en gericht op mijn eigen toekomst.
Wanneer ik voor straf na moet komen vanwege het vergeten van mijn boeken zorg ik dat ik daarvoor op de afgesproken tijd aanwezig ben. Lukt dat niet dan stel ik de docent zo snel mogelijk in kennis en zoek naar een nieuwe oplossing. Doe ik dat niet dan lijkt dat op respectloos gedrag naar de docent. Drie uur niet nakomen vanwege het vergeten van de boeken levert mij een vervelende schrijfopdracht op. Het is beter dat ik zorg mijn spullen bij me te hebben en mijn afspraken na te komen, dat bespaart me een boel ergernis en tijd. 


Het kan ontzettend moeilijk zijn om lastige leerlingen bij de les te houden en hen aan te zetten tot gewenst gedrag. In sommige gevallen kan straf uitkomst bieden. Orthopedagoog Astrid Boon, auteur van het boek Straf/Regels, pleit voor herinvoering van het schrijven van strafregels.
Als leerlingen de regels overtreden moeten zij in hun vrije tijd lange epistels schrijven waarin zij worden gewezen op hun overtreding en de consequenties daarvan. Bovendien moet het werk van de leerlingen ook getekend worden door een ouder, waardoor ook ouders meteen weten als hun kind zich slecht heeft gedragen. Zo wordt de leerling buiten schooltijd geconfronteerd met zijn gedrag op school. Op deze manier wordt er tijdens de les geen aandacht besteed aan slecht gedrag en kan de leraar buiten de les om leerlingen corrigeren.
De schrijfstraf werkt als volgt:

  1. De leerling krijgt eerst een waarschuwing voor zijn/haar ongewenste gedrag;
  2. Wanneer de leerling de waarschuwing niet opvolgt, wordt de schrijfstraf uitgedeeld;
  3. De leerling blijft in de les, liefst dicht bij de leraar;
  4. De leraar legt een schrijfstraf op, die de leerling in zijn vrije tijd maakt;
  5. De leerling schrijft de regels een aantal keer over: de beschrijving van het gewraakte gedrag, waarom dat gedrag onwenselijk is voor hem/haar en voor anderen en ten slotte de helpende suggesties voor zijn gedrag in de toekomst;
  6. De ouders ondertekenen het geschrevene;   
bron: www.leraar24.nl