vrijdag 8 februari 2013

Kentekenplaat



Kentekenplaat.

September 2008. Arie en ik zijn onderweg naar Amerongen, hebben de radio aan want het is Prinsjesdag. Van de troonrede val ik in slaap.  Ik word wakker op het moment dat we door een motoragent van de snelweg af gedirigeerd worden.  In niet mis te verstane gebaren maakt hij ons duidelijk dat we hem maar even moeten volgen, de snelweg af. Richting vrachtwagenparkeerterrein, en daar parkeren.
Verbaasd staan we naast de auto. We zijn ons van geen overtreding bewust. De agent is kort en bondig. Hij heeft ons van de weg gehaald omdat we geen kentekenplaat op onze fietsendrager hebben. Dat is strafbaar. Arie reageert zoals we dat kennen van “Blik op de weg”. Hij dist een geloofwaardig verhaal op over de geleende aanhangwagen van vorige week. Daardoor zit die plaat er nu toevallig niet op. “Maar we hebben er altijd één in de auto liggen,” stelt hij de agent gerust. Die wil dat wel eens zien. Moeiteloos tovert Arie zowel de kentekenplaat als een rol ijzerdraad tevoorschijn. Die plaat kan zo gemonteerd worden. Onder het toeziend oog van Oom Agent. Deze besluit het voor deze keer bij een waarschuwing te laten. Dat bespaart ons een boete van €115. Opgelucht halen we adem, beleefd nemen we afscheid.

We rijden weer en herkauwen het hele incident nog eens. En we doen een verrassende ontdekking.  Arie heeft namelijk voor die geleende aanhangwagen de plaat uit de auto gebruikt – en absoluut niet die van de fietsendrager. Hij heeft zijn verhaal zo overtuigend gebracht dat hij het zelf geloofde en ik ook, maar er is geen woord van waar. Dat brengt ons bij de vraag waar die kentekenplaat dan wel gebleven kan zijn. Gestolen? De auto heeft een uur geparkeerd gestaan met de fietsen er op. Er af gerammeld? Onbestaanbaar. Waar is die plaat? We komen er niet uit en eerlijk gezegd, het zit ons helemaal niet lekker. Want als we onze kentekenplaat kwijt zijn, wie rijdt er dan nu mee rond? Ik heb nota bene, toen we daarstraks voor de brug moesten wachten, de achterlichten gecontroleerd: zat die plaat er toen nog op? Wat voor kleur heeft-ie eigenlijk, wit of geel? Ik wist niet dat je uren over een kentekenplaat kunt praten, maar wij doen het.

Eenmaal thuis vertellen we ons avontuur aan Jaap-Willem en Pieter. “Oh, die kentekenplaat heb ik er af gehaald toen we de boedelbak huurden”, zei Jaap. Dat was in juni. Waar is die plaat dan nu? Tja, dat weet hij niet. Pieter is destijds meegereden om de boedelbak terug te brengen. Hij heeft het ding er, weet hij 100% zeker, niet afgehaald. Zucht. Dat betekent dat de plaat er gewoon niet meer is. Het enige dat we wijzer zijn is dat hij vandaag niet gestolen of van de auto afgevallen is.

Een dag later rijd ik op de fiets naar school. Langs de boedelbakverhuur. Ik aarzel geen moment en stap van mijn fiets. Binnen informeer ik bij de bediende of er nog kentekenplaten bij de gevonden voorwerpen liggen. “Van wanneer?” wil ze weten. “Juni”, mompel ik weinig hoopvol. “Wat is het kenteken?” is haar volgende vraag. Aiai… “Iets met XP er in” (dat nummer wil maar niet landen in mijn brein. XP komt in ons vorige en ons huidige kenteken voor. Wij zijn in onze gesprekken inmiddels zover gezonken dat we niet eens meer zeker weten of het kenteken eigenlijk wel klopt) Mopperend verdwijnt de vrouw naar achteren om even later terug te keren met…. onze witte kentekenplaat waarop ook nog het juiste nummer!
Opgelucht grinnikend wil ik het ding in mijn fietstas stoppen om vervolgens naar school te fietsen, maar dat past dus niet. Een kentekenplaat hoort nu eenmaal op je auto. 

dinsdag 5 februari 2013

Retourtje Dordt over het water in de zon







Bij de bloedbank.

Ik geef een half litertje bloed af bij de bloedbank. De mijnheer met wie ik tegelijk in de wachtruimte plaats nam is al klaar als ik nog moet beginnen. Je hebt soms van die dagen, grijnst hij naar mij en met een #prettigedagverder wandelt hij weg. Met zijn gezwachtelde arm. Hij wel.

Het begon al met de oproepkaart. Die ligt nog thuis op de bank. Daarna het Sanquin-pasje. Zit in mijn andere portemonnee. Ja hoor.... Ik mag gelukkig wel blijven. Ze zijn zelfs blij met me, zegt de receptioniste. Een vriendelijke dame haalt me op voor het onderzoekje. Als ik eerlijk ben kom ik meer daarvoor dan voor het bloed geven. M'n bloeddruk hè. Meten is weten ;) 



Afijn, te hoog natuurlijk, #jahoezoudatnoukomen!! Gelukkig sturen ze je tegenwoordig niet meer naar huis boven de 90, dus ik mag door naar de prikruimte. Ik krijg een ligstoel toegewezen en ga liggen wachten. Ik heb natuurlijk geen boek of krant bij me, dus het wordt rondkijken. Wat ik zie is opmerkelijk. Mannen in de stoelen en vrouwen die hen prikken. 
Hoe ik het ook benader - ik kan tenslotte prikken dus zou er kunnen werken en ik lig tussen die heren in zo'n stoel - ik ben een vreemde eend in de bijt. 

En het duurt maar.... Ik constateer dat je tijdens de afname alleen iets te drinken krijgt als je map geel is en die van mij is rood. De gele mappen tappen plasma af, dat kan je vaker, het duurt langer en je hebt er minder last van, vertelt de laborante me. Onlangs was er een man die 500 keer plasma had gegeven. "Ik moet er niet aan denken, weet je hoe lang dat duurt!", zucht ze. Ik knik meelevend.

Ik ben aan de beurt en ik blijk in de verkeerde stoel te zitliggen. Heb ik weer. Of ik de laborante maar wil volgen? Drie stoelen verder staan haar spullen. En via welke arm wil ik me laten prikken? Kies maar uit, dit vat prikt wel lekker geloof ik. Hij zit wel een beetjes dwars, zegt de ze. Wat verwacht je anders van mij, denk ik vilein. 

Na het omslachtige schoonmaakprotocol komt de naald er aan. Wat is het toch een pook. Prik, hij zit. Maar geen bloed te zien. Ik krijg het knijpkussentje aangereikt, de prikster rommelt wat met de naald. Hiep hoi, ik begin te bloeden. Dat je daar ook al blij mee kunt zijn. Volgens de prikster loop ik als een tierelier. Ter afleiding vertelt ze me hoe haar bankrekening ooit werd leeggeroofd. Daar kun je heel gezellig over babbelen, ontdek ik. Het heeft haar geen cent gekost en het was heel erg. Makkelijk luisteren is dat. 

In no time is mijn zak vol. Snel afkoppelen, buisjes scannen en wegwezen, ik heb nog meer te doen. De scanner doet het niet. Daar komt de prikdame pas achter als het bankberoofverhaal al ver over de datum is, ze scant en scant en scant maar piepen dat ding? Ho maar. Vertwijfeld kijkt ze de ruimte in. Is er iemand met technische ogen, fluisterroept ze. Een witgejaste collega komt aangebeend en geeft een klap op de scanner. Zo doe je dat, zegt ze, onthoud dat maar. 

Pfff, ik kreeg al visioenen van een naald die er niet uit mocht zolang ik niet als mezelf door de scanner was geïdentificeerd. Eind goed al goed. Ik mag gaan. De ijver waarmee mijn arm hier wordt omzwachteld werkt op mijn lachspieren. Stiekem kijk ik of er toch nergens een verborgen camera hangt? Zo gezond mogelijk wandel ik naar de koffiepot; een beetje wiebelig schenk ik mezelf een bakkie in. De koffiejuffrouw heeft het vast elders druk want ik zie haar niet. 
Zo, heerlijk even zitten. Ik lees even in een krant en drink mijn koffie op. En dan - op naar de auto, de volgende plicht roept! 

Bij het inchecken heb ik als altijd een gratis uitrijkaart voor de parkeerplaats ontvangen. Dat vind ik nou zo'n aardig gebaar, ik voel me altijd een beetje bijzonder als ik hier gratis uit mag rijden. Geroutineerd chauffeer ik naar de slagboom. Raampje open en kaartje er in. 
Oeps! Kaartje waait uit mijn hand. In mijn spiegel zie ik mijn achterbuur zuchten, of verbeeld ik het me? In ieder geval manoeuvreert ze naar achteren en parkeert naast me voor de vrije paal. 
Ik wurm het portier open, nee, dat gaat niet, iets naar voor of naar achter rijden, en dan lukt het, ja ik kan zonder uitstappen mijn kaartje van de grond pakken, o wat een geluk het schiet me zelfs niet in mijn rug, en hop, de boom zwaait open. 
Grinnikend schuif ik naast degene die even terug mijn achterbuurvrouw was en zodra het stoplicht groen is ben ik weg. 

Lekker toch nog eerst.