dinsdag 6 november 2012

Tabberd uit Schotland


Dinsdagmiddag. Ik fiets naar school. En ik heb haast. Op mijn agenda staan een tweetal spannende  gesprekken die bij mijn onderzoek horen.

Doe ik mijn jas aan op de fiets, vraag ik me af? Nou nee, het is droog, de zon schijnt: ik sla mijn geruite souvenir uit Schotland om, de deken die zo lekker warm blijkt op de fiets. Geen ge-emmer met mouwen, gewoon hup, omslaan, andere flap ertegenin mikken, klaar. Er hoort nog een kilt-speld bij maar die is in Edinburgh op de toonbank blijven liggen. Niks erg, ik kan zonder speld.

Vlotjes trap ik over de dijk, de brug maakt het nog even spannend. Als ik bijna boven ben heb ik de zekerheid: die gaat me niet meer vertragen door open te gaan, zoals de vorige keer. Tien minuten onthaasten terwijl je geen tijd hebt, hoe doe je dat? Daar hoef ik me dus niet mee bezig te houden. De brug af is een makkie. Achter me hoor ik een scooter pruttelen. Die durft me niet in te halen en ik weet ook waarom. Als bij de Sint te paard zo wappert mijn geruite tabberd achter me aan. Ik graai mijn lap bij elkaar en maak plaats om te passeren. Voorzichtig manoeuvreert mijn achterbuur zich naar voren, kennelijk wappert er nog meer dan ik in mijn hand heb.

Ben ik niets vergeten, overweeg ik, terwijl ik geniet van de zon op mijn gezicht en de wind door mijn haar. Volgens mij heb ik alles bij me. IPad, microfoontje, documenten. Eén kleinigheidje heb ik helaas over het hoofd gezien – mijn elektrische fiets is vannacht niet opgeladen. Tevreden stel ik vast dat ik dit slim oplos, de accu reist mee in mijn fietstas: op school even aan het stroominfuus en ik trap straks moeiteloos naar huis. Drie uur later rijd ik de school uit.

Rijd de school uit, ja, want ik heb volgens plan  mijn rijwiel naar binnen meegenomen en in het kantoor van Jaap-Willem aan het stopcontact gekoppeld. Moet dat?, vroeg hij korzelig. Ik hield hem de doos met chocola voor die ik voor mijn respondenten meenam. Niemand heeft er toch last van. Moet kunnen. Fiets in de hoek, snoertje er aan, knopje aan, simpel: klaar! Dacht ik. Dat het iets anders in elkaar stak wist ik toen nog niet.

Half zes. Door de klapdeuren wring ik mijn fiets naar de hal en naar buiten, ik groet de schoonmakers en wens ze een prettige avond. Buiten is het donker. En nat. Hier heb ik niet op gerekend, met mijn mooie wollen ruitjesdoek, kan die daar wel tegen? Geen nood, ik trek mijn regenponcho uit de fietstas. Hemelsblauw, de kleur van een zomerdag, ik word er in het geheim een beetje blij van als ik ‘m aantrek, wat voor weer het ook is. Een relaxed muziekje in m’n oor. Klaar voor de start.
Het regent harder dan de cape aankan, mijn broek wordt nat en niet zo’n beetje. Ook m’n haar – ik denk te laat aan de capuchon. Voor de regenbroek moet ik eerst mijn laarzen uittrekken en dat is een operatie die ik uitstel tot thuis. Dan maar nat. Ik durf niet te kijken hoe mijn tabberd zich houdt, zal hij niet krimpen van al dat water? Lekker warm is-t-ie wel, ik voel een zweetdruppel langs mijn rug kruipen. 

Hoe kan het eigenlijk dat ik het zo warm krijg? Tegen de brug op trap ik me een ongeluk en ineens weet ik het: ik heb daarstraks een knopje te weinig omgezet, de accu is niet opgeladen, maar gewoon leeg. Nu snap ik ook dat ik steeds word ingehaald. Dat gebeurt me niet vaak, als er ingehaald wordt dan doe ik dat. Geen paniek, spreek ik mezelf toe,  ik heb een goede dag en kan wel wat hebben. Ik peddel gewoon op eigen kracht naar huis. Dan duurt het maar wat langer, word ik maar wat natter. De brug op is zondersteund  nog een hele kluif. Onder mij zie ik de trage worst van auto’s die uit de tunnel gekropen komt: heerlijk toch dat ik niet in die file sta. Weet je wat, ik ga fijne dingen bedenken, een spelletje dat ik graag doe als ik de tijd moet doden.
Heerlijk toch dat ik niet in de file sta.
Heerlijk dat ik mijn regencape bij me heb.
Dat ik er straks uitzie alsof ik zo onder de douche vandaan kom.
Dat we bloemkool met varkenshaasje eten.
Dat ik nog een verjaardag heb vanavond.
Dat ik er bijna ben.

Als een verzopen kat fiets ik thuis het pad op. Wankel naar de garagedeur. Op slot. Ook dat nog. Ik ga toch echt mijn sleutel meer niet uit mijn tas vissen, ik vind mezelf zielig genoeg om …. Ik ga tegen de bel hangen, Jorien laat me binnen. Een warm onthaal. Ze is superblij dat ze me ziet want ze heeft allebei haar tentamens Engels gehaald. Waarmee ze niet meer dan één herkansing overhoudt aan haar toetsweek. En de bloemkool ligt al in de pan. Samen maken we het eten klaar, samen eten we het op. Heerlijk toch.

Ik ben lekker opgedroogd, haal mijn tabberd uit Schotland weer tevoorschijn en ga gezellig naar de verjaardag van Wilma. Met de auto.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten