vrijdag 16 november 2012

Op naar het hoorcollege

Het begint al goed. De wekker loopt af en ik kan er niet bij. O ja, m'n rug, ik weet het weer. Dat kost me tijd. Ik besluit een bus later te nemen. Gun mezelf iets meer respijt. Dan douchen, ook al zo'n klus. In en uit het bad stappen - voorzichtig! Bij het afdrogen van de laatste twee tenen gaat het mis. Krak!, hoor ik. En voel ik. Zucht. Dit wordt dus dag drie met beperking. Liggen en lopen is het devies maar voor allebei heb ik geen aanleg en geen tijd. Aanpassen dan maar. Creatief aankleden, ik ben er razend handig in. Hoe krijg je je sokken aan als niet bij je voeten kunt? Ik weet het.

Ineens is het de hoogste tijd voor de bus. Zeven minuten lopen zegt de planner, maar hoeveel heb ik er vandaag nodig? De container moet aan de weg gezet en ik wil Arie gedag zeggen. De container staat in de garage en Arie ligt tweehoog. Ik kies voor Arie en verzoek hem als afscheid of hij de container vooral niet wil vergeten. Uiterlijk half negen, bezweer ik hem, en hompel de trap af. Tabberd om, koffer in de aanslag, daar ga ik weer. Het is droog buiten, en al licht. Het voordeel van een busje later. Lopen is goed voor me, het gaat bij elke stap iets beter. Op de hoek staat de vuilniswagen. Nu al!! Ik trek mijn mobiel en bel Arie. Twee keer overgaan en hij neemt op, deze tijd associeert hij met een sterfgeval. Ik meld hem de actuele feiten en hij belooft me te doen wat hij kan. Wat dat ook zijn mag. Wedden dat hij diep zucht als hij opgehangen heeft?

Ik ben op tijd, de bus ook. Zitten is minder prettig. Mijn stoel gaat heen en weer en dat moet ik vandaag niet hebben. Ook mijn handzame koffertje kiest ineens zijn een eigen weg, ik moet 'm blijvend vasthouden. Ik zet alle spiertrainingen in die ik me kan herinneren. Tanden op elkaar bij de bochten. Ik voel me een mislukte acrobaat. Krampachtig glimlach ik naar de eigenares van de knieën tegenover me. Ze lijkt dwars door me heen te kijken. Kennelijk val ik niet op, constateer ik een tikje opgelucht en zit dapper mijn reis uit.

Bij het station knik ik mijn buurvrouw bij het raam bemoedigend toe: ga jij maar eerst. Voordat ik rechtop sta is zij al buiten. "Struikelheul" noemde Kees van Kooten het ooit. Bewegingen die je expres maakt om te verhullen dat je een stomme beweging maakt. Als het extra huppeltje na een verstapping. Zoiets voel ik als ik met uiterste krachtsinspanning een ontspannen exit uit de bus in scène zet. Met een babbeltje voor de chauffeur hou ik mijn kaart voor de scanner. In werkelijkheid rek ik de tijd voor mijn volgende stap: hoe kom ik zo onopvallend mogelijk buiten?

Een bus later betekent ook een trein later. Zou die ook op spoor één vertrekken? Niet elke intercity stopt in Sloterdijk. Ik vraag het even na bij de informatiepost. Als ik het niet dacht, spoor drie over zes minuten. Trap af, trap op, ook dat nog. Ik bedank met de glimlach die ik niet voel, hijs het handvat van m'n koffer tot schouderhoogte en laat me van de trap zakken. Links en rechts word ik ingehaald door rennende mensen, ik heb de neiging om mee te gaan rennen. Kon ik het maar. De trein staat keurig klaar en ik vind een mooi plekje voor mijn koffer en mij. Omzichtig ga ik zitten. Ik vis mijn iPad tevoorschijn. Even schrijven.

Aan de overkant van het gangpad zitten twee puberjongens, petten op. Een van hen laat een vette boer. Ik ben omgeven door een walm van Redbull, met een grijns wuif ik die weg. De jongens hebben me door en lachen terug. Lollig stel. Bij het volgend station zijn ze weg. Nu zit er een man met een beat in zijn oren die mijn softe iPodmuziekje zwaar overstemt. Ik kijk, kijk nog eens en als hij me opmerkt maak ik een gebaar waarvan ik hoop dat hij die begrijpt. Ja hoor, hij glimlacht en ik hoor hem niet meer. Ik beloon hem met mijn beminnelijkste smile. Hoop ik. De echte ochtendspits lijkt voorbij, het wordt rustig in de trein. Tegenover me zit een meisje te lezen, haar jas als een dekentje over haar knieën. Zelf heb ik mijn behaaglijke wollen ruitje. De coupé ademt nu de sfeer van een welnessinstituut, hoe komt dat? Naast me zit een jongedame haar handen in te smeren met een geurige handcrème. Ik onderdruk de neiging om haar ook een likje te vragen; dat geeft maar vegen op mijn scherm en ik zit net zo lekker te schrijven.

Hey, zit ik zo lekker te schrijven? Kijk, dat maakt me nou blij na de moeizame start van deze morgen. Dan zal het met de rest van de dag ook wel goed komen.
Ik ben er. Op de trap in de trein ga ik nog bijna onderuit, de jongeman achter me glimlacht verschrikt. Weet hij veel aan welk gevaar hij ontsnapt. Bijna verpletterd onder mijn gewicht….




Geen opmerkingen:

Een reactie posten