woensdag 14 mei 2014

Weer of onweer, dat is de kwestie….



De zon schijnt al volop als ik om half zeven wakker word. Wat trek ik aan met dit weer? Ik kies, uit hevige heimwee naar de afgelopen zomerse weken, voor een jurkje met blote benen. En nu opschieten. Naar school! Het waait lekker en ik heb voortdurend mijn linkerhand nodig om mijn jurkje op haar plek te houden en me tegelijkertijd fatsoenlijk per fiets te verplaatsen. De tegenwind blijft niet zonder gevolgen: ik mis de pont. Dat wordt wachten. Op de steiger van de Waterbus vind ik een heerlijk beschut plekje in de zon - ik heb geen haast meer. 

Daar is de Waterbus. De matroos laat de loopplank neer en monstert mijn kleding. Heb je geen kouwe benen?, roept ze, nog voordat ik aan boord ben. Ik verzeker haar dat ik zodra ik kan mijn lange broeken in de kast laat, en nee, ik heb geen koude benen. Wat een weertje, hè? We zijn het roerend eens en vlot varen we samen de Maas over. Ik ben er. Mijn werkdag is begonnen en het spijt me serieus dat ik niet wat langer buiten kan blijven.

Een paar uur later vertrek ik naar de andere vestiging van onze school. Ik gooi mijn ruitjesdoek om mijn schouders en fiets de weg op. Daar zie ik het naderend onheil: het loont beslist de moeite om héél hard te trappen want ik koers op een inktzwarte lucht aan. De eerste spetters vallen al, ik stap af en trek mijn regenponcho uit mijn fietstas, gauw gauw, en trappen weer!

Het bliksemt en de klap volgt vrijwel onmiddellijk: ik weet niet hoe hard ik fietsen moet. Voor onweer heb ik een heilig ontzag sinds de elektrische schok die ik ooit kreeg. Ik trap!! Door het aanzwellende regengordijn zie ik de school dichterbij komen. Bliksem en donder geven me vleugels, ik lokaliseer in gedachten alvast mijn sleutel voor de fietsenstalling, geen tijd te verliezen, hoe kom ik zo snel en zo droog mogelijk binnen? Als ik het terrein op rijd zie ik een deur open staan en ik aarzel geen tel: zonder vaart te minderen rijd ik de schuine opgang op en fiets  regelrecht de school in. 

In de stilte van het atrium sta ik in mijn druipnatte poncho en kijk de vrouw van de catering recht in het gezicht. "Ik geef het eerlijk toe, ik ben bang voor onweer!", grijns ik zo stoer als ik durf en laat de poncho zakken. Buiten gaat het onweer tekeer, het water komt met bakken naar beneden. Een knapperd die me weer naar buiten krijgt. Maar waar laat ik mijn fiets?


Een bangerd ben ik. 
Zeker. 
Maar iemand die het atrium in fietst 
heeft toch wel lef,
dat zal in de hele school niemand ontkennen. 
Zeker in de week van het 
Centraal Schriftelijk Examen. 
Want als ik even later de school in loop roepen 
grootgeletterde posters 
mij toe 
dat het in het atrium 
STIL! 
moet zijn vanwege 
DE EXAMENS!! 


En reken maar dat ik héél stil ben. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten