Het is kwart over vijf en ik wil
graag de waterbus halen. Ik heb namelijk weer
iets ontdekt: als ik op het goede moment naar Dordrecht overvaar dan kan ik zo
op de boot naar Zwijndrecht stappen. Die brengt me dan naar de aanlegsteiger op vier
minuten fietsen van ons huis. Binnen het half uur thuis zonder al te veel
inspanning. Gewoon een beetje slim plannen, appeltje eitje.
Tussen de school en de
fietsenstalling regent het. Ik vis zuchtend mijn regenponcho uit de fietstas, tijdverlies,
ook dat nog! Ik trap en puf - en met succes want ik kan zowat de boot op
fietsen. Net op tijd, we varen! Ik hang lekker even tegen een paal en
geniet van het uitzicht. De lichtjes van de donkere stad en de passerende
schepen doen sprookjesachtig aan. En we zijn er al. Dordrecht!
Met een vriendelijke groet
verlaat ik het schip en wandel over de steiger naar de buren: wat heerlijk makkelijk
toch dat je hier zo overstapt voor de thuisvaart. Dat kan maar één keer per
uur; ben je te laat dan moet je even de stad doorfietsen voor een ander pontje.
Al dat water staat dus een vlot
vervoer niet in de weg, ik raak er al aardig bedreven in. Geroutineerd check ik
in en installeer me aan de reling. Het dek is leeg, kennelijk te koud en te nat voor de passagiers, ik ben de enige hier buiten. Wat is er veel te zien. Grote duwboten en -bakken
drijven langs, de regenwolken dragen zelfs in het donker nog kleuren van
restjes zon en industrie. Mooi zo.
De waterbus maakt zich los van de
kant en begint te draaien.
Het is exact op dit moment dat ik me realiseer: er
klopt iets niet. Dit is niet de boot naar Zwijndrecht. Die zie ik nu namelijk
voorbij varen – zonder mij. En de andere kant uit.
Mijn eerste gedachte is “als we
maar niet naar Sliedrecht gaan..” want
dat is een eind fietsen. De matroos komt me net vragen waar ik heen wil.Voor de zekerheid stel ik mijn
zotste vraag van deze dag: “Waar varen we naartoe?” Rotterdam, legt ze geduldig
uit. “Dan wil ik er in Ambacht af” doe ik losjes, want daarvandaan is het nog
een kwartiertje fietsen en dan ben ik thuis. Niets aan de hand.
Berustend tuur ik naar de
verdwijnende stad in de verte. Hier is de skyline van Dortd toch eigenlijk op
zijn mooist, denk ik dapper. Wat bof ik toch.
We leggen aan in Papendrecht,
waar ik een minuut of twintig geleden begon te fietsen: was ik hier toen gaan
staan wachten dan was ik goedkoper uit geweest. En verkleumd.
Alles ziet er anders uit in het
donker. De vaart van de passerende schepen komt onnatuurlijk snel over, de
waterspiegel lijkt wel bol te staan, en wat hoog is het water. Ik kom alweer
ogen te kort en bedenk spijtig dat ik geen camera bij me heb. Ergens kriebelt
weer – eventjes! - het vakantiegevoel.
Speciaal voor mij legt de
waterbus bij het Ambachtse Veer aan. Het is inmiddels droog en fris maar door de
regenponcho kan ik mijn trui wel in de fietstas laten. Zo heeft ieder nadeel
een voordeel.
Terwijl ik op m’n gemakje naar huis fiets bedenk ik dat mijn
drukke werkdag hiermee een avontuurlijk eind heeft gekregen: ik ben via een
onverwachte route heel ergens anders aan land gekomen dan ik van plan was - en ik
stap zo zonder veel vertraging de keuken in, waar krijg je dat nog voor je OV?
Toen ik jaren geleden voor het
eerst met de bus de polder uit reisde stapte ik op de hoek van de straat in en
vroeg om een enkeltje Dordrecht. De buschauffeur gaf me lachend de raad om de
bus voor hem te nemen anders ging ik naar Utrecht. Wist ik veel dat je ook
nog op de nummers moest letten! Zoiets overkwam me dus vanmiddag weer. “Mijn”
boot had vertraging dus stapte ik met mijn fiets de verkeerde loopplank op. Zeg maar dag met het handje.
Dat gebeurt me niet nog een keer.
Al was het achteraf nog zo’n leuk tochtje, er zijn grenzen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten