Ha lieve vriendin,
Na mijn studiedag met het inspirerende
seminar Populair Wetenschappelijk
Schrijven ben ik op weg naar huis. Ik zit in de trein tussen Amsterdam en Dordrecht, m’n iPad voor
mijn neus, doppen in mijn oren met een heerlijk muziekje voor nu - Bach op
accordeon. In Sloterdijk waren alle stoelen nog leeg. Inmiddels staan studenten hutje-mutje op elkaar gepropt in het gangpad.
Lekker hoor, ik heb de leeftijd om te blijven zitten. Mijn naaste buurman slaapt met zijn
hoofd-met-doppen tegen de gitaar die hij met twee handen vasthoudt. Ik gok dat hij niet
werkelijk slaapt want alles blijft in de bochten netjes op zijn plek. Even later
blijkt hij vervangen door een slapende dame. Rechtop zit ze, handen gevouwen op
haar tas, ogen dicht. Alle overige passagiers blikken onverstoorbaar neer
op hun handen. Alwaar uiteraard een mobiel of smartphone. Oordoppen
alom. De rust verklaard. Beschaafde buren, hooguit wat opzichtig gekleed
of gekapt. Zo nu en dan een besmuikt telefoongesprek - en mij ontgaat niets. Ik
verhoog het volume in mijn eigen doppen.
Vanochtend om half acht stapte ik de
deur uit, tegelijk met Jorien. Zij op weg naar de pabo in Utrecht, ik naar de
Amsterdamse hogeschool. Tot Rotterdam reisden we samen. We dronken op het
station een bekertje koffie en gingen samen op de foto van Joriens nieuwe
smartphone. Met de gratis Wi-Fi in de trein werd dat plaatje op Facebook gepost.
Zo kan de hele wereld zien hoe goed wij het samen kunnen vinden. Dit is
2013.
Nee, lieve vriendin, dan wij in 1975. Hoe
hadden we ons dit alles toen voor kunnen stellen? Daar stonden wij, op het tochtige
Leidse station. Twee zestienjarige meiden, wachtend op hun vriendjes. Allebei
een cape aan want dat was de mode. Jij een rode, ik een zwarte. We leefden verder, werden volwassen, onze
vrienden verloofdes. Nog later trouwden we ze. Zo ging dat toen en we
waren gelukkig. We kregen een baan, kinderen. En al die jaren onderhielden we onze
vriendschap zo goed en zo kwaad als het ging. We verhuisden, en nog eens, woonden ooit honderden kilometers uit elkaar. Zonder mail of internet – we hielden
contact. En zeg eens, hebben we nou dat virtuele aspect ooit gemist? Op een dag werd er weer verhuisd.
Ineens woonden we binnen een fikse fietsafstand. We zochten elkaar wat vaker
op, gingen verder met de vriendschap waar we gebleven waren. De kinderen groeiden op, de middelbare
school kwam ons leven binnen. Nooit vergeet ik die zaterdag dat we elkaar
tegenkwamen op de Open Dag van die Gorkumse school: dwars door de school heen zag ik je in een lokaal staan,
opgewekt in gesprek met een leraar. Dat moment, dat beeld: pardoes stonden we
er weer - samen! Niet op een tochtig station maar in een bloedhete school, twintig jaar ouder. Wijzer wellicht, wie zal het zeggen?
En weer zijn we jaren verder. Jij
stuurt me een mailtje want je gaat op kraambezoek bij mijn dochter. Of het mij
gaat lukken daar veel van mee te beleven weet ik nog niet, want ik ben aan het werk op dat tijdstip
– om de hoek, zo dichtbij! Ik stuur je een online foto van
mijn kleindochter en leef via Facebook met je kinderen mee. We houden
elkaar scherp in onze digitale ontwikkeling, weten er waar nodig slim gebruik van te maken.
Maar alle virtuele communicatie verbleekt bij een
vertrouwde real-life knuffel. Reken maar dat ik die maandagmiddag met je kom
uitwisselen. Tot dan!
Liefs,
Nely
P.S. Heerlijk om hier in die volle trein
zo onpopulair en onwetenschappelijk te zitten schrijven.
Verstuurd vanaf mijn iPad