Ik zie het bordje
"Goes" langs de snelweg - en ineens is het verhaal er.
In de ban van onze trouwplannen landde in het
voorjaar ‘79 het idee in mijn hoofd dat ik mijn trouwjurk helemaal zelf wilde
maken. Ervaring daarin had ik hoegenaamd niet, mijn moeder besliste dat ik dan
eerst op les moest. Zo naaide ik bij een heuse vakdocent eerst een rok, daarna
een blouse en vervolgens mijn trouwjurk. Voorwaar geen sinecure maar keurig op
tijd was alles klaar. Ik was buitengewoon tevreden met mijn jurk en voelde me
een stralende bruid naast mijn bruidegom. Project geslaagd - en ik een
vaardigheid rijker.
Na mijn trouwjurk bleef het jarenlang rustig
achter de naaimachine. Ik had er niet eens één. Pas voor het maken van de
gordijnen van nieuwe ons huis aan de Lavadijk kreeg ik de beschikking over een
gebruikte Singer. Veel tijd gunde ik me er echter niet voor.
In 1983 kwam Elske in ons leven. Ons lieve
kleine meisje, daar wilde ik wel kleertjes voor maken! Van een smalle
(studie-)beurs word je handig: en er ging bij mijn moeder geen zak naar Max of
ik inspecteerde 'm eerst op bruikbaar textiel. Van een wollen rok in een mooie
Schotse ruit die ooit aan mijn zus toebehoorde naaide ik een tuinbroekje dat
vier kinderen lang meeging. Kwaliteit! Mijn eigen ochtendjas werd na gebruik
prachtige voeringstof voor een winterbroek. Ik bekeek de wereld door een
stoffen-bril. Mijn vader zag op een dag zijn kleinzoontje rondhuppelen in een
miniversie van zijn afgedankte broek, hij kwam niet meer bij van het lachen. Ik
naaide de hele wereld met lapjes aan elkaar zodra ik de kans kreeg.
Toen we in Domburg kwamen wonen ontdekte ik
bij mijn buurvrouw eenzelfde obsessie voor lapjes stof, zij het vanuit een
totaal andere optiek. "Wat heb je een prachtige rok aan!" betekende
dat zij in mijn kledingstuk een mooi stuk stof voor een nieuw beukje
zag. "Als je 'm wegdoet wil ik 'm wel hebben", voegde ze er met een
lachje aan toe.
Beukjes vormden in de inmiddels vrijwel verdwenen Walcherse
klederdracht een belangrijk stukje identiteit. Eindeloze speculaties en ideeën
over nieuwe ontwerpjes werden op verjaardagen door de draagsters bij de koffie
uitgewisseld. Het waren de creatieve variaties in het smockwerk waarmee
ze elkaar de ogen probeerden uit te steken - en wie weet er tegenwoordig nog
wat smockwerk is? De spellingcontrole in ieder geval niet.
Het is maart 1986. Mijn vriendin Dorothea weet
te vertellen dat er iedere dinsdag op de Goese weekmarkt een bijzondere
lapjeskraam staat. 's Morgens om zes uur kan je er al terecht voor lappen van
zes gulden per stuk. Van één of twee lappen kan je een broek maken.
Ik voel me acuut hebberig worden. Zeven
maanden zwanger ben ik, ik pas nergens meer in, en dan voor twaalf gulden een
broek? Zo betaalbaar, zo dichtbij, daar wil ik graag vroeg voor opstaan.
Dorothea ook en we organiseren een tripje naar Goes.
De eerstvolgende dinsdag vertrekken we om 5.30
met de auto. Het is nog donker als we instappen. Een thermoskan met koffie mee.
Het lijkt wel vakantie.
Onderweg wisselen we plannen uit over de
kleren die we gaan maken. Zes gulden voor een lap, het klinkt te mooi om waar
te zijn. Zou onze informatiebron ons niet een poets bakken en staan we zometeen
voor joker op een lege Goese markt? Het blijft nog even spannend.
Het is klokslag zes uur. In de verlaten
binnenstad raken we de auto makkelijk kwijt. Na een korte aarzeling lopen we
richting markt. Wat we daar zien zal ik mijn leven niet meer vergeten.
In het schemerdonker liggen de lege kramen er
verlaten bij. Drommen vrouwen verdringen
zich om één langgerekte kraam met lappen stof, vier of vijf verkopers staan het
gelaten aan te zien. Drie rijen dik staat de klandizie om de kraam, wringt zich
naar voren, graait in de berg lappen. Terzijde van de drukte staan enkele
mannen. Zij dienen hun vrouwen als opslagplaats
- en wellicht als chauffeur. Hun gestrekte armen laten ze volladen met
lappen. Een bizar schouwspel onder de opkomende zon.
Dorothea en ik kijken elkaar aan, wat doen we?
We twijfelen niet lang, doen een stap naar voren en wurmen ons in de
vrouwenmassa. We zijn er snel achter dat een effectieve tactiek hier geboden is
anders staan we over een uur nog zonder lappen: ben je genaderd tot de berg
lappen dan doe je een graai naar de stof van je keuze.
Keuze? Zo ver was ik nog helemaal niet. Wat
zoek ik eigenlijk?
Kinderstofjes zijn er te kust en te keur maar
ik heb nog maar één kind, de tweede is op komst. Ik raap al mijn concentratie
bij elkaar en doe nu in het wilde weg een graai. In mijn hand heb ik een lap
roestbruine katoen die ik nooit zou uitkiezen.
Dorothea heeft het eerder door dan ik. Je
rechterhand is je kompas, je linker de berging. Dwars staand in de menigte
lepelen we de ene lap na de andere van rechts naar links. Bij vijf lappen krijg
ik een lamme linkerarm maar mijn plekje aan de stoffenberg wil ik nog niet
kwijt. Geelgestreept, kobaltblauw, een printje. Hoewel de term in 1986 nog niet
gangbaar is ga ik hier helemaal uit mijn stekker.
Wanneer ik de vracht niet meer kan dragen laat
ik me uit de drukte persen. Een buurkraam biedt me redding, ik kan er mijn
lappen neerleggen. Maar niet voor lang: een kribbige koopvrouw vraagt me te
vertrekken want ze gaat haar kraam inrichten. Daar sta ik dan, met mijn dikke
buik en een vracht textiel. Alle decorum ben ik vergeten. Ik tel, elf fleurige
lappen, ik ben tot de bevalling zoet. Dorothea is ook klaar, we betalen
(contant, pinnen bestaat nog niet en betaalcheques worden niet geaccepteerd).
Om half zeven rijden we terug naar Walcheren, opgetogen over onze oogst en met
een hoofd vol ideeën. Thuis treffen we onze gezinnen nog slapend. Dit uitje
smaakt naar meer!
Twee maanden later wordt onze zoon Jaap-Willem
geboren. Als het bezoek komt heeft Elske een overalletje aan in dezelfde
geel-gestreepte stof als haar kersverse broertje. Zelfs de gloednieuwe pop Lein
heeft er niet aan kunnen ontkomen, het restje was precies genoeg voor een
poppenpakje.
En ik lig in mijn kraambed trots te zijn.
Alles netjes op tijd klaar en precies zoals ik het wil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten